Hoofdstuk 2

16 1 0
                                    

Veel tijd om na te denken over wat ik in moest pakken had ik niet. Ik wilde vanavond vertrokken zijn. Op die manier had ik de minste kans dat een van de buren mij zou zien en me aan zou spreken. De kans dat dit zou gebeuren was relatief klein, toch nam ik het risico liever niet. Ze hadden nooit naar me omgekeken, voelden zich eerder onveilig bij het gevoel dat een alleenstaande jonge man als ik naast hun volmaakte viertallige gezin woonde. Ik zou mezelf haast een voorbeeldige buur willen noemen, gezien het feit dat ik nooit een feestje gaf, niet voor geluidsoverlast zorgde en altijd pakketjes aannam wanneer een van de buren niet thuis was. Ze hadden het veel slechter kunnen treffen.

Ik had eigenlijk eerder willen vertrekken. De gedachte om mijn vader op te zoeken had al meerdere malen door mijn hoofd rondgespookt, maar de zorgen om mijn zieke moeder hadden het altijd gewonnen van de drang om op avontuur te gaan. Ik kon me nog goed voor de geest halen dat mijn moeder, op dezelfde dag als dat ze me het envelopje met daarin de foto had gegeven, vertelde dat ze niet zou kunnen rusten zonder te weten of Giuseppe nog in leven was. Wanneer ze over mijn vader sprak noemde ze hem altijd bij zijn voornaam. Waarom ze zich zelfs in het laatste stadium van haar leven nog zorgen kon maken over iemand die haar in de steek had gelaten verwonderde me. Gelukkig was ik erin geslaagd om de gedachte uit haar hoofd te praten, maar het bleef toch in mijn hoofd rondspoken. Misschien zou ik eindelijk rust kunnen vinden nadat hij mij eens haarfijn uit had uitgelegd waarom hij ons zo achter had gelaten. Misschien kon ik de onzekerheid dan loslaten. De gedachte dat hij niet gelukkig was met mij als zijn zoon en mij na die twaalf jaar al lang en breed was vergeten kon ik maar niet uit mijn hoofd zetten. Één keer wilde ik hem nog in zijn ogen aankijken voordat ik hem zou verbannen uit al mijn gedachten, herinneringen en dromen. Niet alleen voor mijn moeder, maar ook voor mezelf.

Verspreid over de salontafel lagen alle dingen die ik dacht nodig te hebben voor mijn reis. Geld om een vliegticket te kopen had ik niet, bovendien wist ik niet eens waar ik heen zou moeten vliegen. Met de auto was ik veel mobieler en aangezien mijn "Peug" net door de APK was gekomen, vertrouwde ik erop dat ik me daarmee wel zou kunnen redden. De autosleutel was dan ook het eerste dat er op mijn lijstje had gestaan.
Omdat ik net zo goed kon kaartlezen als een zak aardappelen had ik mijn net aangeschafte navigatiesysteem met beschermhoesje en al als een van de eerste dingen op tafel gelegd. Ik had het voor vijftig euro op de kop kunnen tikken via Marktplaats. Zonder dat ding was er letterlijk geen land te bezeilen. Gevoel voor richting had ik namelijk echt niet. Voor de zekerheid had ik ook een landkaart meegenomen, want je wist maar nooit wanneer je die nodig zou hebben.
Kaartlezen is trouwens ook nooit echt mijn sterkste punt geweest. Toen ik vroeger met mijn moeder op autovakantie ging, navigeerde ik ons vaak in de verkeerde richting. Zo kwamen we er na honderdvijftig kilometer Duitse snelweg achter dat ik de kaart op de kop had gehouden. Daarna mocht ik nooit meer navigeren. Kortom, het apparaat moest en zou mee.

Een fles water, wat briefjes van vijftig euro uit het kluisje dat ik in mijn sokkenlade had verborgen, wat kleingeld, een zaklamp, een zakmes en het boek 'De honderdjarige man die uit het raam klom en verdween' van de Zweedse schrijver Jonas Jonasson waar ik ooit in begonnen was. Had ik zo alles? Ik borg alles op in mijn rugzak en dacht nog eens na. Waarom bestond er geen paklijst voor onverwachte-internationale-reizen-om-je-zakkenwasser-vader-op-te-sporen?
Ik sprintte de trap op en stapte mijn slaapkamer in. Hoewel veel dingen me koud lieten was ik toch best gesteld op mijn uiterlijk. Daarom had ik wat basic toiletartikelen en een aantal kledingstukken uit de kast getrokken. Ik propte alles in mijn tas, de rits kon nog net dicht. Ik voelde nog een laatste keer in mijn broekzakken, waar ik mijn sleutels en portemonnee in had gestoken.

Net voordat ik wegging graaide ik het envelopje met daarin de foto van tafel en stak het in de binnenzak van mijn jas. Daarna trok ik de deur achter me dicht.

Het was koud, het was tenslotte februari. Gelukkig had het niet gesneeuwd en was dat voorlopig niet voorspeld want winterbanden aanschaffen was iets wat ik eigenlijk elk jaar vergat te doen. Ik slingerde mijn rugzak op de passagiersstoel en startte de motor. De lampjes op het dashboard lichtten op en de motor begon trouw te brommen. Toen viel mijn oog op een van de meters.

Ik was vergeten te tanken.

Veel harder dan toegestaan reed ik de straat uit. Het was inmiddels vijf minuten voor elf en het tankstation in het dorp sloot op vrijdagavond om elf uur. De rit van mijn huis naar het station was op zijn minst tien minuten, maar ik moest en ik zou vanavond vertrekken.

Met piepende banden scheurde over de weg, tot ik in de verte het licht van de benzinepomp zag verschijnen. Ik keek naar de klok op het dashboard.

23:01, misschien hadden ze de deuren nog niet gesloten. Ik probeerde mezelf moed in te praten, misschien hadden ze een late klant gehad waardoor ze iets langer open waren. Maar misschien was het ook wel zo rustig dat ze besloten hadden voor deze ene keer vijf minuten eerder de deuren te sluiten.

Ik reed veel te snel het terrein van de pomp op en parkeerde mijn auto naast een van de twee pompen die ze hadden staan. Nog voordat mijn auto helemaal stil stond trok ik aan de handrem, waardoor ik bijna met mijn hoofd tegen mijn stuur klapte. In de haast was ik totaal vergeten dat het dragen van een gordel volgens de Nederlandse wet nog altijd verplicht was. Ik gooide mijn portier open, raakte bijna een paaltje en takelde mezelf uit de auto. Met een zet viel het portier in het slot, vervolgens sprintte in de richting van het kleine winkeltje dat bij de benzinepomp hoorde. Terwijl ik een klein schietgebedje deed voelde ik aan de deur. Het licht brandde nog, maar de deur zat op slot.

'Verdomme!' vloekte ik hardop. Ik gaf een trap tegen de deur maar wilde het liefste mezelf een schop voor mijn schenen geven. Hoe kon ik nou zo dom zijn om niet eerst even te tanken? Net voordat ik me weg wilde draaien zag ik angstig iemand boven de toonbank uit kijken. Ik begon wild met mijn armen te zwaaien. 'Mag ik nog even gauw tanken, alsjeblieft?!' riep ik in de hoop dat ze me kon horen.

Het meisje was duidelijk geschrokken en wees met haar wijsvinger tegen haar pols. Het was 11 uur geweest.

'Alsjeblieft?!' probeerde ik nog eens.

Het meisje keek bedenkelijk maar kwam toch achter de toonbank vandaan. Ze kwam naar de deur toe, stak haar sleutel in het slot en zette de deur op een kier.
'Meneer, ik mag eigenlijk niemand meer binnen laten na sluitingstijd. Ziet u, we moeten altijd met zijn tweeën aanwezig zijn maar mijn collega werd gebeld voor een noodgeval. Daarom moest ik voor het eerst alleen afsluiten. Ik kan u echt niet helpen...' zei het meisje zachtjes. Ze hield me nauwlettend in de gaten, waarschijnlijk bang dat ik haar zou overvallen. Nu was ik daar niet zo verbaasd over, wanneer er iemand in het donker stond te schreeuwen en te schoppen tegen de deur. Aan de andere kant kon het me allemaal niet zo veel schelen, ik wilde gewoon een volle tank.
'Ik zweer dat ik zo snel mogelijk weer weg ben, ik heb alleen écht een volle tank nodig. Ik moet ergens heen en dat kan niet wachten,' probeerde ik, ditmaal wat kalmer dan mijn getier van een paar seconden geleden. Het meisje bekeek bedenkelijk en staarde wat naar de neuzen van haar voeten.
'Nou, vooruit. Maar ik heb de kassa al geteld dus u zal moeten pinnen,' sprak het meisje zachtjes. Ik kon wel een gat in de lucht springen.
'Goden zij dank! Je bent geweldig, wist je dat?' Ik draaide me om en liep naar de pomp. Met de autosleutel opende ik de tankdop. Ik nam niet de tijd om een plastic handschoen aan te trekken. De geur van benzine had ik altijd al een lekkere geur gevonden dus het maakte me niks uit wanneer mijn handen daarnaar zouden ruiken. Wellicht hield het me wakker tijdens de lange rit die me te wachten stond.

Ik liet mijn tank vol lopen, hing de slang terug in zijn houder en sloot de tankdop. De sleutels stak ik in mijn broekzak en ik snelde het kleine winkeltje binnen. Op mijn weg naar de kassa griste ik een sixpack Redbull en twee Bountyrepen mee en ik legde ze op de toonbank.
Het meisje achter de kassa sloeg mijn pompnummer en mijn artikelen aan op de kassa. 'Dat is dan 63 euro alstublieft,' mompelde ze zonder me aan te kijken.

Ik haalde gehaast mijn portemonnee uit mijn kontzak en trok mijn pinpas eruit. Terwijl ik wachtte tot het apparaat mijn pincode las keek ik naar het meisje.

'Hoe heet je?' vroeg ik.
- 'Ik heet Shirley,' antwoordde ze.

Die naam deed me denken aan een boerenmeid die op haar vrije dagen ponyritjes door het dorp organiseerde. Dat zei ik natuurlijk niet hardop.
'Shirley, je bent geweldig wist je dat?' Ik trok mijn pinpas uit de automaat en borg het op in mijn portemonnee. De sixpack en een van de repen griste ik onhandig van de toonbank af. Ik draaide me om en beende het winkeltje uit.
'Meneer, u vergeet-'
- 'Die is voor jou! Fijne avond!' De deur van het winkeltje viel achter me dicht. Ik snelde naar mijn auto, legde mijn aankopen op de bijrijdersstoel en startte mijn auto. Toen ik de lichten aandeed zag ik dat Shirley de deur opnieuw op slot deed. Ze zwaaide naar me terwijl ik optrok.
Ik zwaaide niet terug.

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Jan 08, 2017 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

Een Rugzak Vol HaatWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu