Don't say a word... [dutch]

872 39 31
                                    

Een schreeuw om hulp… Ik negeer hem, ik móet. Het raakt me wel. De eenzame traan die uit mijn ooghoek ontsnapt, verraadt het. Ik hou me sterk, voor hém.

Kijkend in de diepte van de stad, mijn leven dat als een film voor mijn ogen voorbijflitst. Het was mooi geweest zo. Maar mijn tijd was gekomen.

Je roept mijn naam. Het lef om om te kijken, heb ik niet. Jouw ogen, jouw blik, ik kan het niet meer. Ik kan niet leven met je, je eigen woorden. Maar ook niet zonder…

Angst grijpt me bij de keel. Zo diep, zo benauwend en zo donker. Angsten waarvan ik me nooit eerder bewust was. Angsten die ik nu moest overwinnen. Het moet.

Ik voel jouw adem in mijn nek. Je wil iets zeggen, ik voel het. Maar ik wil het niet. Zeg niets! Je zei genoeg, je boodschap was duidelijk.

Mijn vingers die zich steviger om de rand klemmen, bang voor de duisternis die me zou opslokken, bang voor het onbekende. Bang voor iets dat nooit erger kon zijn dan hetgeen ik nu meemaakte.

Jouw hand, rustend op mijn schouder. Ik hoor je snikken. Maar je zegt niets. Geen woord. Je weet dat het beter is zo.

Ik verslap mijn greep, ik laat los. Ik laat mijn leven los. Rustig. Het glijdt uit mijn handen, de rand, mijn leven.

“Doe het niet! Alsjeblieft,” het laatste woord smekend uitbrengend.

Ik haal diep adem, mezelf ervan overtuigend toch door te zetten.

Een leven met hem, volgens hem onmogelijk. Een leven zonder hem, volgens mij onmogelijk. Conclusie: geen leven. Een optelsommetje van feiten, zoals één plus één twee is.

“Als jij het doet, ik ook!” zijn stem klonk hees, bevend maar toch overtuigd.

Nee, hij doet het niet. Althans, dat hoop ik.

Mijn greep wordt opnieuw steviger, twijfelend aan hoe goed ik hem ken. Zou hij? Nee… Toch? Twijfel verslindt me.

“Niets scheidt ons,” hoorde ik zijn stem

Naar mijn gevoel, is hij veel te dichtbij.

Ik vind de moed om om te kijken.  Hij staat naast me, de rand tussen zijn vingers vastklemmend. Net zoals ik. Hij meent het.

“Ons leven moest er gemakkelijker op worden,” begint hij, “dat was mijn bedoeling, niet dit.”

Hij blijft rustig, blijft tegen me praten, me ompraten.

Ik luister, ondanks het feit dat ik eigenlijk niet wil. Hij hoort me niet om te praten. Dit is mijn beslissing. Ik merkte het niet meteen, maar hij staat nu achter me, ik voel zijn lichaamswarmte. Wat gaat hij doen.

“Doe het niet, blijf bij me,” fluistert hij, “of ik ga nu met jou mee.” 

Ik slik. Dat mag hij niet.

Ik draai me om, de rand nog steeds vastklemmend. Ik wil hem in de ogen kijken, als ik mezelf loslaat. Ik tel af in mijn hoofd.

‘5,’ zolang heb ik nog.

‘4,’ nog vier seconden kan ik in zijn ogen verdrinken.

‘3,’ drie tellen om zijn beeld in mijn hart op te slaan.

Ik slik.

‘2,’ aan alles denkend, maar tegelijk aan niets.

‘1,’ dag schat.

Ik laat los. Ik wacht op de diepte.

Zijn handen, om mijn polsen geklemd. Hij stopte me.

“Doe dat nooit meer,” woorden die ik hoor, maar die niet doordringen.

Mijn tijd tikt door, mijn seconden zijn nog niet op. Nog lang niet. In zijn armen word ik wel honderd… 

Don't say a word... [dutch]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu