Gisteren had ik nog een buurman, maar toen ik vanmorgen mijn voordeur uit kwam, bleef die van hem gesloten. De kalende man van hiernaast was verdwenen en niemand praat nog over hem, alsof hij nooit heeft bestaan. Ik vroeg me af waar hij is, hij was te jong en gezond om te sterven en niemand verlaat deze stad. Maar er zijn geruchten. Over mensen die verdwijnen, over kamers diep in de grond, over regels breken en straffen die daarop volgen. Rillingen liepen me over mijn rug. Ik hield me stil, liep zo voorzichtig mogelijk langs de stalen deuren in de witte gang. Ik hoorde hoe de klank van mijn schoenen de ruimte vulde en concentreerde me op wat me te doen stond. Ik moest me richten op mijn werk, zodat ik mijn recht verdien op deze kamer en alle andere voorzieningen. Ik ben een belangrijke bouwsteen in deze zelfstandige maatschappij en dat moest ik onthouden.
Vandaag gaat de deur naast me wel open, maar de man die naar buiten stapt is niet mijn buurman. Hij ziet er nog jong uit, fris, klaar voor die nieuwe start. Hij doet me denken aan mezelf, toen ik hier net kwam wonen. Sinds toen voel ik me tien jaar ouder, al is het slechts maanden geleden. De constante vermoeidheid uit zich in de wallen onder mijn ogen. Het had zo mooi geklonken, ik zou een nieuwe kans krijgen, mijn leven verbeteren en daarbij onderdeel zijn van een experiment dat de toekomst zal veranderen. Ik voelde me belangrijk, ik kon eindelijk iets doen wat betekenis zal hebben. Voordat ik hier kwam was mijn leven eenzaam en saai. Ik had een slecht betaalde baan waar ik geen voldoening uit kon halen, woonde in een achterstandswijk en had geen contact meer met mijn ouders. Toen hoorde ik van deze stad. Ik zou een andere baan krijgen, alle voorzieningen om een mens tevreden te houden, maar vooral een nieuwe start. Ik had al zo vaak op een tweede kans gehoopt en nu kreeg ik het. Nu zou ik een nieuw en verbeterd leven kunnen leiden.
Dat zie ik in zijn ogen als hij naar zijn buurvrouw glimlacht, de fonkeling van levenslust. Ik vraag me af hoe lang dat nog zal duren. Tot hij zijn eerste waarschuwing krijgt? Tot hij zijn werkplaats ziet en collega's ontmoet? Als hij de verhalen hoort? Ik verdring de nachtmerriebeelden over donkere kamers en begin te lopen.
Mijn nieuwe buurman begroet me vrolijk en steekt zijn hand op, ik knik ter begroeting. Terwijl hij naast me komt lopen vraagt hij naar mijn naam, maar ik zwijg. Je spreekt niet over je leven voor je verhuizing, namen zijn iets van je vorige leven. Zijn gezicht betrekt wat, maar hij laat zich niet uit het veld slaan. Mijn gebrek aan reactie weerhoudt hem er dus niet van om over zijn baan in het call centre te vertellen. Hij had nooit verwacht zoiets te gaan doen, maar kijkt vooruit naar de gesprekken die hij zal voeren.
Tegen de tijd dat we de uitgang van het flatgebouw naderen, heeft hij al zo veel gedragsregels gebroken dat ik aan mijn oude buurman moet denken. Ik denk aan de kamers diep in de grond. De perfecte plek voor zaken die niet bestemd zijn voor het burgerlijke oog. Ik moet denken aan de piepende apparaten, de gereedschappen en rubberen handschoenen. Mijn handen worden klam en ik krijg moeite met ademhalen. Ik moet weg van hem. Hij praat te luid, kleed zich te opzichtig, dit kan nooit goed gaan. Ik trek mijn schouders naar achteren, zodat ik net wat rechterop loop en versnel mijn pas. Ik moet niet met deze man geassocieerd worden.
Een week later zet ik me schrap als ik de voordeur zachtjes open duw. Het is stil in de gang. Ik kap de deur achter me dicht, maar die van mijn buurman blijft gesloten. Ik houd me stil en loop zo voorzichtig mogelijk langs de stalen deuren in de witte gang.
JE LEEST
Korte verhalen [minor]
Short StoryDe korte verhalen van mijn minor. Voor mijn eindopdracht heb ik XXX en Zonnebloemen geschreven. De andere verhalen zijn voort gekomen uit opdrachten.