EDWARD

62 2 0
                                    

POV Edward:

Hoe die schoonheid er bij liep. ongelofelijk. Alle mannen keken haar na, er kwam zelfs stekken van jaloezie in me op.

Ze liep daar met een kortig jurkje, zwart strak en een beetje wit. Haar haar zat in een strakke staart, en ze werkte hard en snel door. 

Waarom deed ze toch dit soort werk? Ze kon beter.

John glimlachte vaak naar haar. 

''Ze is echt wel heel mooi hoor.'' Zei hij. Ik keek hem even boos aan, maar herstelde me.

In de verte zach ik haar weer lopen, haar uiterlijk was nooit saai, elke stap die ze zette , zach ik iets niews bij haar. Ze glimlachte naar een famillie, en een klein jongentje sprak haar aan. 

Ik zach Amber lachen, op haar mooie kleine neusje kwamen er kleine 'rimpeltjes'  en kuiltjes in haar wangen. Ze had een beeldschone lach. 

Ik glilachte en voelde iets vreemds, ik wou elke seconde haar pakken en nooit meet los laten. Deze vrouw was bijzonder.

''De laatste tijd lijk je zo getlukkig jongen.'' Zei Benjamin laatst, Benjamin is mijn oude buurman, hij is de enige waar ik normaal en niet verwend en stom tegen doe.

Amber ook. Ze heeft me veranderd, Amber is lief voor alles en iedereen, Ik wil dat ook. Ik wil niet meer dan mensen mij boos en bang aankijken, Ik wil veranderen.

Maar dat zou ook gevaarlijk kunnen zijn. Mijn imago was belangrijk. Iedereen was bang voor me, en dat was goed. De laatste tijd liet Amber me iets vreemds voelen, dat ik me echte zelf ook kon zijn.

Ik werd waker van mijn telephoon die tot leven kwam.

Ik nam het op.

''Met mij.'' Zei ik . Mijn stem was vreemd. 

''Meneer Klein. Sorry om zo laat nog te bellen. Het gaat slecht met uw vader.''

Ik voelde bezorgheid en verdriet in me opkommen. Iets wat ik na de verdwijning van mijn broer niet meer gevoeld had. Ik voelde me weer jong en onozel.

''Waar ligt hij?'' Ik hoorde wat gerommel.

''Thuis. Hij word zo naar de ziekenhuis gebracht over een uur.''

Ik hing op en stond op. John keek me vreemd aan. 

''Waar ga jij heen?''  Ik antwoorde niet en liep snel het restaurant uit. Dit was een slecht tekken. Mijn vader liet nooit merken als hij zich niet goed voelde. Dit was serieus.

''Een echte man voelt zich altijd goed.'' Dat was wat zijn vader altijd zei.

Ik liep naar de auto en werd snel naar mijn vader's huis gebracht.

Hier zat ik naast een oude witte man, met gesloten vermoeide ogen, en met een hersentumor, in het ziekenhuis. Huilen had ik niet gedaan, lachen ook niet, bezorgd zijn ook niet. Ik was kapot. Wat zou ik kunnen doen zonder mijn vader? Niks. Hij had mij zo veel geleerd, en er was nog zo veel dat ik moest leren.

Ik stond op van mijn stoel. Amber. Het was haar schuld! Alles was haar schuld. Nee. Het was godverdomme mijn eigen domme schuld. Ik was blind , Ik had niet gezien dat mijn vader ernistig ziek was, terwijl ik het altijd wist waneer hij niet oke was. Ik was dom en veranderde in een soffte nutelooze jongen.

Ik pakte mijn mobiel en scrollde naar 'Amber' ik drukte op de verwijder knop. Voorgoed uit mijn telephoon en uit mij leven.

Dit was genoeg. Mijn vader zou dit overleven, en met Amber in mijn leven, kon dat niet. 

''Kan ik u even spreken?'' In de deuropening stond een jonge docter, van een jaar of 20. Hij zach blijbaar niet dat ik Edward Klein was want hij keek me vol medelijden aan, zoals je een kindje van 16 aan zou kijken.

''Alles goed jongen?'' Ik voelde woede.

''Edward Klein, aangenaam.'' Ik keek hem emotieloos aan en ik zach hem rood aanlopen.

''Ja-a, Goienmorgen meneer. Ik wou even over uw vader spreken. Hij is ernstig ziek, en we zijn er erg laat bij…'' 

ik voelde een steek. Door mij. Het is door mij. 

''Hij gaat het volgens ons niet.. halen, hij heeft dan een paar weken te leven.'' 

Ik wil je nog eens zien.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu