Een wereld vol,
Als plaaggeesten wachtend op prooi,
In een onzichtbaar gesponnen val.Door de lucht,
Zwevend aan een zijden draadje,
op zoek naar een nieuw thuis.Geruisloos,
Klauter je door het open raam,
Naar warmte en plezier.Al loerend,
Hang je daar aan mijn plafond,
Zorgend voor rillingen.Je daden,
Als verdelger van insecten,
Worden hier niet eerbied.Ik zie je,
Koning van geleedpotige,
Niet graag weer in mijn huis.