Het is een warme nacht in augustus. Door de speakers op mijn kleine zolderkamertje klinken de harde klanken van een blazers trio wat nog niemand heeft ontdekt. De onheilspellende lucht verraad dat het gaat onweren, dat er frictie plaats zal vinden. Ik kijk mezelf aan in de spiegel die op mijn veel te volle bureau staat. Ik zie een jonge, onzekere jonge man met een dromerige blik. Zijn ogen zijn verdronken in de muziek. Op het volle bureau ligt een kladblok, volgeschreven met zoetsappige gedichten en materie die veel te diep is voor een jongen van mijn leeftijd. Ik heb altijd afstand gehouden van van 'romantische' kant, omdat ik deze altijd te saai en doelloos vond. Ik zocht altijd nieuwe dingen die op het randje van acceptabel zaten. Ook ligt het vol met cd's van vergeten bands uit het verleden en bands uit het heden die nooit zullen worden ontdekt. Als laatste ligt er nog een klein keyboard. Sinds kort ben ik begonnen met het maken van muziek. Ik hoop ooit ook een cult fenomeen te worden, en door te breken met een van mijn zogenoemde 'projecten'.
Morgen is de eerste schooldag op mijn nieuwe school. Uit mijn beroepskeuze test, die volgens de docent 'een goede reflectie was van mijn persoonlijkheid', stond dat ik filosofie moest studeren. Ik zag mezelf wel als een idealist als het ging over bepaalde zaken die op deze veel te harde wereld plaats vonden, maar niet perse als een filosoof. Ik vond mijn ideologieën altijd als te simpel, niet waardig voor andere om te horen. Ditzelfde geldt voor overigens alles wat ik ooit heb gemaakt. Maar ik moest mezelf over een soort mentale grens trekken. Ik zag mezelf als atlas, de God die de wereld moest dragen. Ik had het gevoel dat ik altijd een last bij me had, een last die zo zwaar was dat mijn complete leven eromheen draaide. Het was de materie die zo'n sterke aantrekkingskracht had dat het een eigen zonnestelsel werd. Maar die last moest ik van me laten vallen. Ik moest me overgeven aan wat men van mij wilde zien. 'De jongen heeft talent, maar de enige die hem in de weg staat is hijzelf'. Dat is wat ik altijd heb moeten geloven van mijn docenten.
Ik zet de spiegel weer terug, doe mijn bril af, en ga weer in bed liggen. Uren staar ik naar mijn blauw geverfde plafon. Over mijn voorhoofd rolt een druppel angst zweet. De slaap problemen die ik had als een klein kind lijken weer terug te komen. Ik denk terug aan de tijd dat ik nog een klein jongetje was, een jaar of 7. Ik luisterde toen al naar muziek die niet paste bij mijn leeftijd, en had haar tot aan mijn schouders. Ik begon toen ook al met het ontwikkelen van een smaak als het ging over films, muziek en boeken. Mijn ouders hadden dan ook als snel door dat ik geen doorsnee kind was... Maar goed, dat vertel ik later in dit verhaal.
Door mijn hoofd spoken alle mogelijke situaties die je je maar kon bedenken. Wat als mensen mij niet accepteren? Wat als ik iets wat ervoor zorgt dat iedereen mij zal zien als de 'outcast'? Mijn ogen vallen langzaam dicht, maar ik durf eigenlijk niet te slapen. Slaap is namelijk de enige staat van bewustzijn waar je totaal geen controle over hebt. Het is het moment waarop het onderbewustzijn controle neemt over de gedachtegang. Waarop je diepste onbesproken gedachten worden geprojecteerd op het grote canvas van de geest. Alle liefdes, alle haat, alle angsten. Alles wordt je getoond, het filter van het ego is niet meer in staat om je te beschermen van je grootste problemen: onrealistische angst.
Buiten klinken de laatste klanken van menselijk contact. De lucht van sigaretten rook stroomt naar binnen. Beneden, waar mijn ouders liggen, hoor ik nog zacht het geluid van de tv: 'Noord Korea heeft nogmaals een kernproef uitgevoerd boven het luchtruim van Japan. De VN bereid zich al voor op een spoedberaad wat dieper ingaat op de mogelijke sancties.'
De droom
Door mistige velden loopt een duistere gedaante. Zijn gezicht in verhuld in een zwart masker, zijn ogen zij rood als vuur. Het is midden in de nanacht. Midden op deze mysterieuze locatie staat een groot huis. Hier leeft een gezin, die gelukkig samen leven met zijn vieren. Een blonde, intelligente man. Hij is een jaar of 25. Hij woont samen met zijn knappe roodharige vrouw die net zo oud is als hij, en een tweeling van 3 jaar oud.
Hun leven is niet altijd zo mooi geweest als dat het nu lijkt. De man heeft namelijk in zijn tiener jaren last gehad van een zware depressie. Hij wist niet meer wat hij precies wilde in zijn leven, het pad des leven was verdwenen. De vrouw was misbruikt door haar stiefvader, maar leerde langzaam weer om liefde in haar leven te laten. De kinderen waren nog jong, en onschuldig. Ze wisten nog niet welk kwaad er in deze wereld te vinden was. Hun fragile zieltjes waren nog leeg, een blanke gestalte.
De duistere gestalte kijkt door de beslagen ramen. Zijn kleine hart begint harder te kloppen. Het doet enorm pijn... Hij kan het niet verdragen. Deze Individuen die zoveel pijn hebben verdragen, die het laagste punt in hun leven hebben meegemaakt, zijn toch in staat door te leven. Hijzelf kan zich nog goed herinneren hoe hij zich voelde toen hij nog gelukkig was. Hij leefde samen met zijn vriendin in een klein huisje midden in het bos, en genoot van de stilte. Maar toen sloeg het noodlot toe. Het bos waarin hij woonde branden af, en zijn vriendin stierf aan een ernstige ziekte. Om alles nog erger te maken, verloor hij ook zijn baan als visser aan de automatisering. Sindsdien leeft hij alleen nog maar van inbraken. De man met de kinderen, dat was ik... En die man daar buiten, dat was de persoon waarvan ik vreesden dat ik ooit zou worden.
YOU ARE READING
Een ontmoeting die kruist
General FictionNa 18 jaar lang van gebeurtenissen en nare dromen, probeert Bruno iets te maken van zijn leven. Doormiddel van flashbacks komt de lezer steeds meer te weten over het hoofd personage. Terwijl hij probeert succesvol te worden, komt hij de liefde van z...