Hoofdstuk 11

1K 127 12
                                    

Ik word wakker van een soort gebulder op de achtergrond. Het is geen onweer. Het is geen regen. De wind raast ook veel zachter langs mijn oren dan hij dat ooit had gedaan. Ik weet zeker dat de spelmakers aan het kloten zijn met het weer, want het is ontzettend warm. Ik open mijn ogen en kijk naar Peeta die de wacht had moeten houden, maar hij zit zo onderuit gezakt dat ik weet dat hij slaapt. Ik word boos op hem en krabbel overeind. Ik schud aan Cato's schouder terwijl ik rondkijk. Zo vreselijk warm is het toch nooit geweest? Wat doen ze ons aan? Cato word wakker en kijkt me een beetje chagrijnig aan.

"Wat?" Zegt hij, net hard genoeg zodat Glimmer en Marvel ook wakker worden. Ze kijken verstoord op.

"Dit is niet normaal. Voel dan hoe heet het is."

Glimmer puft en wil haar jas uittrekken, maar Marvel begint te schreeuwen.

"Houd aan!"

Iedereen kijkt hem verward aan, ook Peeta die net wakker word. Langzaam volg ik zijn blik en zie dan een rode waas op ons afkomen. Oranje hete ballen schieten soms uit de waas, maar iedereen moet merken dat de rode waas vuur is. En dat die recht op ons afkomt. Ik gil en ruk Cato overeind.

"Kom dan sukkels! Anders is het je dood!" Gilt Glimmer, die al opgestaan is.

Haastig begint Marvel in te pakken, maar Cato trekt hem ruw overeind. Ik word het zat en pak Cato's hand zodat hij met me mee rent. En samen rennen we door het bos, weg van die muur die ons zo verhindert. Het ging net goed, ik wil niet dat dit mijn einde word. Ik spring over een struik waarvoor ik geen zin heb om te ontwijken en mis daarmee ter nauwernood een van de gigantische vuurballen die op ons afraast. Ik val op mijn buik en moet noodgedwongen verder tijgeren door een andere vuurbal die aanstormt. Nu rècht op mijn hoofd af, alsof er iemand in zit die de bal kan besturen naar de gewenste bestemming. Twee seconden lang ben ik te verbijsterd. Ik hou mijn armen voor mijn gezicht en gil van angst. Cato word ook bijna geraakt, maar hij is zo slim om zijn gezicht af te wenden en bovenop mij te springen. Ik heb geen eens tijd om hem te bedanken dat hij me redt van die geweldig iritante vuurballen, want er komen al nieuwe aanrazen. Hij helpt me overeind en we rennen door het bos, weg van die verdomde muur.

"Hier, het water in!" Schreeuwt Cato als we uitwijken voor een nieuwe variant vuurbal.

Ik haal diep adem en we springen. Boven ons, aan het wateroppervlak horen we nog een paar minuten geraas en een gil van Glimmer. Of ten minste, ik denk dat het Glimmer was. Ik vind het nog te riskant om naar boven te zwemmen en ik kan het nog wel eventjes volhouden zo, want ik kan toch staan op deze drassige bodem. Het doet me denken aan het moeras dat district 2 ook omringt en daarom voel ik me op de een of andere manier een beetje thuis. Geen geraas meer en geen gebulder. Ik probeer de bovenwereld zo goed mogelijk te onderscheiden van wat er hier onder water allemaal ineens gebeurt. Het water word donkerder,minder helder en ik moet mijn ogen dichtknijpen omdat het anders prikt. Ik voel iemand zijn handen om mijn middel en ze trekken me naar boven. Als ik boven water kom hap ik opgelucht naar adem. Adem inhouden, zelfs daar had ik op getraind dus dat was het probleem niet; het waren meer de grote vissen die ineens als mieren onder mijn voeten door krioelen. Cato zet me op een rots die uit het water steekt en ik trek hem er op. Met zijn armen nog om me heen kijken we naar de vissen die weer wegzwemmen. Alsof hun missie was mislukt. Ik kan het niet laten om even opgelucht te glimlachen.

"Mutilanten, ongetwijfeld." Zegt Cato.

"Ze zagen er eng uit."

"Zeg maar gerust angstaanjagend."

Hij glimlacht even en we springen over de gladde stenen naar de oever. Ik moet hem vasthouden omdat hij steeds uitglijdt, want hij heeft niet zo'n goede balans als ik. Ik knijp mijn natte haar uit en bespeur een paar modderkluiten, maar dat maakt niets uit nu. Eerst wil ik Glimmer vinden, en Marvel ook natuurlijk. Ik kan mijn bondgenoten niet nu al missen. Het liefst wil ik een van hen nog houden tot de laatste acht, vanaf daar zal ik ze niet meer nodig hebben. Vanaf daar zullen ze alleen een last zijn die op mijn schouders ligt.

"Glimmer!" Schreeuw ik het bos in.

Enkele spotgaaien nemen mijn woorden over, en even later schreeuwt het hele bos haar naam. Eigenlijk haat ik die beesten, hoewel ze soms, zoals in dit geval, best handig kunnen zijn. Maar ze veraden soms dingen waarvan je niet wil dat ze het zeggen. Cato volgt mijn voorbeeld en schreeuwt Marvels naam. We lopen langzaam door het bos heen, maar er is geen gevaar meer. In elk geval geen vuur die een kleine brandwond op Cato's onderarm heeft gemaakt. Daar hebben we vast wel wat voor bij de hoorn, dus ik mag me van mezelf geen zorgen maken. Daar is nu geen tijd voor. Eerst die bondgenoten terug. Terwijl we lopen kam ik de kluiten uit mijn zwarte haar. Ik voel me lelijk.

"Glimmer!" Schreeuw ik weer.

"Hè, hoorde ik mijn naam?" Zegt iemand vrolijk. Ik draai me om naar links, waar haar stem vandaan komt.

Ik neem haar in me op voor ik naar haar toe loop; ik mag natuurlijk niet al te enthousiast overkomen. Glimmer's handen zitten onder de brandwonden, maar Marvel is geheel ongedeerd. Ik laat een onhoorbare zucht ontsnappen. Gelukkig zijn ze vrijwel ongedeerd. Daar kan ik ten minste nog wat mee. Mijn bondgenoten lopen naar mijn grote liefde en mij toe en Glimmer valt me om de hals.

"Ik dacht dat jullie dood waren." Zegt ze zacht.

Nu zucht ik wel wat harder. De irritatie is er duidelijk in te horen.

"Nee dus, laat me nu maar weer los." Ik duw haar armen weg en ze kijkt me een beetje ongemakkelijk aan.

"We kunnen teruggaan naar de hoorn om geneesmiddelen te zoeken." Stelt Marvel voor.

"Welnee joh, watje," zegt Cato schamper. "Wat ben jij nou voor een vechter."

"Precies." Zeg ik.

Marvel rolt met zijn ogen. "Dan niet. Maar wat doen we dan?"

"Niets, gewoon wachten. We blijven hier en sterken aan, dan gaan we tegen de middag weer op pad." Snauwt Cato.

Hij gaat zitten en wij doen hem allemaal na. De fles met gezuiverd water wordt zo nu en dan door een van ons opengemaakt en zo nu en dan probeert een van ons een gesprek aan te knopen. Maar ik doe niet mee. Ik kan alleen maar aan thuis denken. Ik wil terug en een normaal leven leiden. Ik wil terug.

Zou je willen stemmen?

Cloves HongerspelenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu