1. Ayame - Koud

50 3 35
                                    

Kou. Dat was het eerste. Het was ijskoud, mijn ledematen voelden bevroren. Ik kon voelen dat ik op mijn rug lag. De ondergrond was hard. Niet het bekende harde matras van het bed, waar ik in gedwongen werd om te slapen, maar een echt harde ondergrond. Als steen? Waar was ik? Nog steeds lag ik met mijn ogen dicht, en om eerlijk te zijn wilde ik mijn ogen niet openen. Niet omdat ik bang was, maar omdat ik de waarheid niet onder ogen wilde komen. Waarheden en ik gingen niet zo samen. Mijn hele leven bestond immers uit leugens, daar was ik op gebaseerd kon je zeggen. Zodra ik mijn ogen opendeed, zou ik de waarheid zien. Een waarheid die waarschijnlijk pijn deed.

Om me heen was het doodstil. Het enige wat ik hoorde was mijn hart die stevig bonkte in mijn borstkas. Ik maakte me zorgen om de stilte. Het was nooit stil. Nog nooit had ik tijd in volledige stilte doorgebracht. Achtergrondgeluiden waren altijd onontkoombaar. Je had ze overal, overal, maar niet hier. Terwijl ik daar lag wist ik ook wel dat het tijd werd om mijn ogen te openen. Het was onmogelijk om hiervoor altijd te blijven liggen. Vroeg of laat zou er dan wat fout gaan. Ik wilde liever ook niet beslopen worden door iets of iemand. Zo liggend op de grond was ik toch best wel kwetsbaar. Nu ik zo begon na te denken, voelde ik me verschrikkelijk kwetsbaar. Heel voorzichtig begon ik me te bewegen. Zo te zien zat ik niet vast, er leken in ieder geval geen boeien of kettingen aan mijn armen en benen vast te zitten, dat scheelde al. Het enige wat ik wel voelde, waren de protesten van mijn spieren. De kou was diep naar binnen gedrongen en maakte mijn bewegingen zwaar. Hoe lang had ik hier gelegen?

Enkele tijd later, was het mogelijk om mijn ledematen wat meer te bewegen. Het deed nog steeds pijn, maar ik voelde hoe de bewegingen de kou probeerden te verdrijven. Nu werd het ook tijd om mijn ogen te openen. Dit kostte me wel een paar keer aan knipperen, gezien het leek alsof mijn oogleden aan elkaar geplakt zaten. Voorzichtig wrijvend in mijn ogen, met mijn hand, wist ik ze uiteindelijk echt te openen. Ik keek naar boven, naar duisternis, naar niets. Er was niets? Of toch, langzaam draaide ik mijn nek naar rechts. Een rilling liep langs mijn ruggengraat toen mijn wang de grond raakte. Het was niet volledig donker, meerdere meters van me vandaan zag ik een pilaar, een gigantische pilaar. De pilaar verdween in de duisternis boven me. Daar ergens moest dus een plafond zitten. Was dit een tempel? Worstelend met mijn eigen lichaam, wist ik mezelf overeind te hijsen. Gespannen zat ik op de grond. Mijn blik ondertussen  laten glijden door de ruimte. Ook links van me stonden pilaren. Stuk voor stuk waren ze gigantisch. Er zaten tientallen meters tussen de pilaren. Ze liepen door tot ver in de verte, maar vanwege gebrek aan licht kon ik niet verder zien. Er waren niet veel bronnen van licht in de ruimte. Rechts van me brandde een blauw vuur, in de muur. Dat riep de volgende vraag op. Hoe kon normaal vuur blauw zijn? Ik kon het niet laten om even geërgerd te zuchten. Het vuur was niet de enige vraag die ik inmiddels had. Enkele belangrijke waren namelijk 'Waarom in weet ik wiens naam was ik hier, en nog belangrijker, waar was hier?'

Ik had geen flauw idee. De ruimte kwam me totaal niet bekend voor. Het enige wat ik wist, was dat het een soort van Tempel moest zijn. Die had ik ooit wel eens op een afbeelding in een boek gezien. Maar dan was er nog steeds de waarom vraag. Wat deed ik in hemelsnaam in een tempel. De laatste herinneringen die ik had, was dat ik in mijn gebruikelijke boom had gezeten. Proberend om die, irritante, andere kinderen te ontwijken. Waarom was ik dan nu hier? Als ik het me goed herinnerde was ik klaarwakker geweest. Slapen deed ik amper, dus het was haast onmogelijk dat ik in slaap was gevallen in de boom. Weer zuchtend wreef ik tegen mijn slapen. Ik kreeg hoofdpijn van dit gedoe, en de kou maakte het nog erger. Mijn blik gleed nogmaals door de ruimte. Nog steeds kon ik niets bijzonders ontdekken, maar het deed me wel realiseren dat ik midden in de ruimte zat. Kwetsbaarder kon je het niet verzinnen. Aan die positie moest ik dus eerst wat doen. Als ik naar de pilaren zou lopen, zou ik me veiliger voelen en misschien nog iets interessants tegen komen. Een weg naar buiten bijvoorbeeld.

Next to Earth - Ayame || Onder constructieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu