Prologue
Joss zat op de rand van het ziekenhuis bed en griste haar gele bloesje van de stoel naast haar. Straks mocht ze eindelijk weer naar huis. Haar eigen bed, haar eigen eten en haar eigen kleren. Ze was blij dat ze zo meteen dat vreselijke, lichtblauwe ziekenhuishemd uit mocht trekken. Na drie dagen was ze het ding helemaal zat. Er zat geen enkele vorm van en de stof irriteerde haar huid.
Ze keek twijfelend naar de klok die aangaf dat het al over twaalven was, wat betekende dat haar dokter te laat was. De afgelopen dagen was hij steeds stipt op tijd geweest. Daardoor bekroop haar een akelig gevoel. Ze beet hard op haar lip om zichzelf rustig te houden. Waarschijnlijk was er helemaal niks aan de hand. Dokter H was waarschijnlijk Gabe, haar broer tegengekomen en was nu met hem in gesprek.
Ongeduldig dat ze was, besloot ze zich alvast om te kleden. Dat kon geen kwaad, dacht ze. Ze opende de bovenste knoopjes van het ziekenhuishemd en wilde net de banden van haar schouders af laten glijden toen de deur open werd gegooid. Dokter H kwam binnen, gevolgd door Gabe. Zijn ogen waren rood en het leek wel of hij net had gehuild. Het akelige gevoel bekroop haar weer.
‘Houd die nog maar even aan,’ zei haar dokter. Joss fronste lichtjes haar wenkbrauwen. ‘Waarom?’ De grijsharige man zuchtte zachtjes en ging toen op de stoel naast het bed zitten.
‘Het is terug Joss. En het zit nu niet meer alleen in je longen maar het is ook uitgezaaid naar andere plekken in je lichaam.’
Het leek wel alsof alles plots duizelde om haar heen. Ze greep zich vast aan de rand van het ziekenhuisbed en kon nog net een vlaag van misselijkheid onderdrukken.
‘Het is terug?’ Alles trilde, ook haar stem. Gabe ging naast haar zitten en sloeg een arm om haar heen maar dat drong niet eens tot haar door. Het enige wat ze besefte was dat dokter H knikte en zijn keel schraapte.
‘We kunnen alleen niks voor je doen, Joss. Niet zoals de vorige keer. Toen was het alleen een tumor in je longen maar nu zit het overal. Het is veel te veel. We kunnen het wel uitstellen maar we kunnen nooit alles wegwerken.’
En dat was het moment dat haar wereld volledig instorten. Een snik ontsnapte uit haar mond, de tranen schoten in haar ogen en uit frustratie gooide ze de lamp van het nachtkastje waarna ze zich volledig in tranen aan Gabe vastklampte.
Haar grootste nachtmerrie was werkelijkheid geworden en er was niks wat ze er aan kon doen.