3. Ayame - Connectie

20 2 10
                                    


Note: Dit hoofdstuk heeft wat bloederig stukjes. Wees gewaarschuwd voordat je begint met lezen ^^

Bloed. Bloed en pijn. In straaltjes droop het van me af, kroop in mijn vacht. Mijn hele rug protesteerde toen ik nog een stap probeerde te zetten. De lading was veel te zwaar. Het kostte me al mijn kracht om overeind te blijven. Maar het maakte allemaal niet uit. De harde zweep kwam opnieuw neer op mijn rug en ik kromp in elkaar. "Doorlopen." Werd er naar me geschreeuwd, door en harde, emotieloze stem. Inwendig kreunend, gooide ik mijn hele lichaam naar voren. In de hoop dat ik de lading weer in beweging zou krijgen. Enkele seconden gebeurde er niets, maar toen heel langzaam wist ik de kar achter me in beweging te krijgen. Hoef voor hoef kwam ik vooruit op een minimaal tempo. De stem achter me schreeuwde dat ik door moest lopen. Dit keer kwam de zweep driemaal neer op mijn rug. Een kreet van pijn ontsnapte me, zonder dat ik het wilde. In paniek sprong ik vooruit. Mijn vluchtinstinct begon op te spelen en met alle kracht die ik nog had, ging ik ervandoor. Achter me begon de kar mee te rollen. Steeds sneller begon de kar mee te rollen.

Zonder na te denken volgde ik het pad voor me. De berijder schreeuwde, proberend om me af te remmen. Maar door het geluid raakte ik alleen nog maar meer in paniek. Ik wilde vluchten. Weg van het geluid, weg van de pijn. Ik had zoveel pijn.

Met een noodvaart rende ik het pad af. Niet oplettend waar ik naartoe ging. Ik rende ongecontroleerd, terwijl de zware kar achter me, me langzaam begon in te halen. In de verte eindigde het pad. Er volgde een krappe bocht naar links, waar het pad verder liep. Er was daar een klif. Maar ik lette er niet op. Achter me was de klif wel opgemerkt. Het geschreeuw werd steeds paniekeriger. Wanhopig werd er woest aan de teugels getrokken. Er werd geprobeerd om me af te laten remmen, om me te sturen. Maar ik voelde het bit allang niet meer. Rennen was het enigste waar ik nog aan dacht. Tot op het laatste moment rende ik op volle vaart door. Een laatste wanhopige gil bracht me te laat tot alertheid. Voor me zag ik de klif, en in een reflex dook ik opzij. Maar de kar kon niet zo snel van richting veranderen. Hij ging wel opzij, maar schoot zijwaarts over de rand van de klif heen. Voor een moment leek de wereld te vertragen. De kar trok me mee en samen storten we over de rand, de diepte in.

~

Door een schok opende ik mijn ogen. Voor mijn ogen raasden de bomen in flitsen voorbij. Af en toe zag ik een peilloze diepte naast me. Soms zag ik een eindeloze rotswand die tot onbegrijpelijke hoogtes de lucht in stegen en heel zeldzaam, zag ik een zwart monster. Dat ook net zo snel weer uit beeld verdween als het was verschenen. Het begon weer zwart te worden voor mijn ogen. Mijn geest dwaalde af naar dieptes die ik nog niet eerder had gevoeld. Herinneringen vol pijn wachten daar op me. Joegen me weg van het licht. Proberend om me eronder te krijgen. Proberend om me mezelf te laten verlaten. Te zorgen dat ik nooit meer de paden van het licht kon bewandelen. Het was als het einde.

~

Nietsziende ogen keken me aan. Gebroken, lege ogen. Donkerrood bloed liep in straaltjes uit de nek van de man. Druppelend op de bank, waar zich inmiddels een plas had verzameld. Het was een man, zijn grijze hemd was verkleurd. Het bloed had zich vermengd met een andere vloeistof en een penetrante geur hing in de lucht. Er klonk een kletterend geluid, ergens, daar ergens. Een glas spatte uit elkaar. Het geluid van glasscherven klonk scherp en hoog door de ruimte. Door de woonkamer, een simpele, donkere en stinkende woonkamer. Jarenoud vuil hing van het plafond, lagen stof vulde de ruimte en de geur van alcohol was door gedrongen in de diepten van het schrale meubilair.

~

De volgende keer dat ik mijn ogen opende, raasden de beelden niet langer voorbij. Het enige wat ik nu zag was de onbewolkte, blauwe lucht. Ik lag, alweer, op de grond. Maar dit keer was de ondergrond niet koud, en ook niet hard. Het voelde alsof ik op gras lag. Of het gras was of niet, het was tenminste zacht. Ook leek ik het niet langer koud te hebben. Mijn lichaam was aangenaam warm. De enige pijn die ik voelde, was de pijn zodra ik probeerde te bewegen. Het koste me verschrikkelijk veel moeite om overeind te komen. Al mijn spieren protesteerden en het duurde dan ook even, voordat ik eindelijk overeind zat. Het was pas nu, dat ik aandacht besteedde aan mijn omgeving. Ik zat inderdaad op een grasveld, achter me stonden hoge bomen, waarvan de takken voor een gedeelte over me heen vielen. Even verderop stroomde een beekje, omringd door rotsblokken, maar dat was niet wat mijn aandacht trok. Het grote blauwe paard stond bij het water. Kalm drinkend, geen aandacht aan mij bestedend. Enigszins argwanend bekeek ik het paard.

Next to Earth - Ayame || Onder constructieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu