Hoofdstuk 12

538 18 4
                                    

"Hé, Fen, je bent wakker... Hoe voel je je?" Bram loopt Fenna's kamer in, met een glimlach op zijn gezicht. Ze kijkt hem aan en glimlacht zwakjes. Ze strekt haar linkerarm naar hem uit. Hij snapt het signaal, en geeft haar heel voorzichtig een knuffel. "Ik ben niet breekbaar hè?" Mompelt ze tegen hem. Hij laat haar los en gaat op de rand van haar bed zitten. "Nee, maar... Wel een beetje kapot en beschadigd. Zodra jij weer normaal rondloopt zal ik weer normaal tegen je doen." Grapt hij. Fenna kan een glimlachje niet onderdrukken.

Voordat Bram en Fenna verder kunnen praten, gaat de deur opnieuw open, en komt Evert binnen. Gelijk verdwijnt de glimlach van Fenna's gezicht. Evert ziet het, en even voelt hij het steken in zijn hart – hij was altijd degene die een glimlach op haar gezicht kon krijgen, en nu krijgt hij slechts het tegenovergestelde voor elkaar. "Fen..." Hij glimlacht zwakjes naar haar. Zij kijkt hem strak aan. "Hoe gaat het tussen jou en Isabel?" Vraagt ze hem. Hij richt zijn blik op het plafond. "Fen... Dat is klaar. Ik hou van jou. Jíj bent mijn grote liefde!" Hij gaat onbewust steeds harder praten. Dat intimideert haar zichtbaar, en gelijk heeft hij er spijt van. Als hij een stap naar haar toe zet, uit impuls, omdat hij het goed wil maken, heft ze haar hand in de lucht. "Nee. Je weet wat ik heb gezegd, Evert. Weg." Haar stem is koud en scherp.

"Fenna, alsjeblieft..." Smekend kijkt Evert haar aan, maar ze schudt haar hoofd. Hij blijft staan, en zij komt iets overeind in haar bed. Het kost haar moeite, en het doet haar zichtbaar pijn, maar ze blijft recht overeind zitten. Bram kijkt van Fenna naar Evert en terug. Dan staat hij op, en legt hij zijn hand op Everts arm. "Kom," hij trekt Evert zacht richting de gang, "kom op." Pas op de gang laat hij los. Hij kijkt naar Evert. "Dit heeft geen zin man. Ze is fucking koppig, dat weet je. Ik zal proberen met haar te praten, maar totdat zíj je weer wil zien moet je haar even met rust laten." Evert knikt, maar de wanhoop is zichtbaar in zijn ogen. Hij dacht dat hij Fenna eindelijk terug had, maar nu doet ze zo.

Bram geeft Evert nog een schouderklopje voor hij terug de kamer ingaat en Fenna aankijkt. "Hé, Fen, je moet die arme man niet zo ongelukkig maken." Met een scheve glimlach kijkt hij haar aan. Zij glimlacht niet, ze heeft heus wel door dat hij serieus is, al brengt hij het als een grap. "Kappen, Bram," boos kijkt ze hem aan, "dit zijn jouw zaken niet." Bram zucht. "Fen, jullie relatie is altijd mijn zaak geweest, dat weet je." Hij grijnst naar haar. Geïrriteerd rolt ze met haar ogen. "Bram, laten we het er niet over hebben. Alsjeblieft." Haar stem wordt zachter aan het einde van de zin. Hij legt zijn hand op haar been. "Wat jij wil. Maar als je wil praten... Dat kan ook altijd, hè?" Ze glimlacht zwakjes, en knikt naar hem.

Na de korte discussie, probeert Bram met grappen de sfeer weer wat omhoog te krijgen. Met een glimlach op haar gezicht kijkt Fenna naar haar collega. Dit heeft ze gemist, zo ongedwongen kunnen lachen, en vrolijk kunnen zijn. Precies op het moment dat ze volledig ontspant, gaat de deur open en schiet ze overeind. Het is een automatisme, die angst elke keer als er een deur opengaat. Ze merkt ook dat haar ademhaling omhoog is geschoten, en ze probeert te kalmeren terwijl ze de man die haar kamer is binnengelopen bekijkt. Hij heeft blonde krullen, groene ogen en een vriendelijke glimlach op zijn gezicht. "Hallo Fenna, ik ben Peter, therapeut hier in het ziekenhuis. Nina heeft mij gevraagd of ik even bij jou wilde komen kijken," hij werpt een blik op Bram, "komt het nu goed uit?"

Fenna aarzelt, nerveus kijkt ze van Bram naar Peter. Ze wil niet praten, en ze wordt stiekem heel zenuwachtig in het gezelschap van deze onbekende man. Ze vindt het eng, al weet ze dat ze in het ziekenhuis is en dat er niks kan gebeuren. Bram geeft een zacht kneepje in haar been. "Zal ik buiten wachten?" Vraagt hij zacht. Fenna slikt. Ze kan dit uitstellen, maar ze kan nu ook doorzetten. Ze geeft een kort knikje. Bram glimlacht bemoedigend naar haar. Hij ziet de angst op haar gezicht, maar kent haar ook goed genoeg om te weten dat ze het niet fijn vindt als hij daar nu wat over zegt. Heel voorzichtig trekt hij haar in een omhelzing. "Ik ben op de gang als je me nodig hebt, oké?" Fluistert hij in haar oor. Ze knikt tegen zijn schouder, en ademt opgelucht uit. Als Bram weg is, gaat Peter op de lege stoel zitten. "Dus, Fenna, zou je iets kunnen vertellen over wat er met je is gebeurd?" Vraagt hij dan.

Een Nieuw BeginWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu