Hoofdstuk 40

273 19 4
                                    

Fenna knippert moeizaam met haar ogen. Ze heeft geslapen, dat voelt ze aan haar vermoeide brein. Toch voelt ze zich niet echt beter. Ze is minder slap dan voor ze in slaap viel, maar ze heeft nu bonkende hoofdpijn en een misselijk gevoel. Het is alsof ze een enorme kater heeft, terwijl ze zich de laatste keer dat ze alcohol dronk niet meer kan herinneren. Ze knijpt haar open stevig dicht en probeert weer in slaap te komen, maar dat is een hopeloze missie. Als ze eenmaal wakker is en haar gedachten op gang zijn, komt ze nooit goed terug in slaap.

Met trage stappen komt Fenna de woonkamer in. Ze kijkt met haar bruine ogen naar Evert, die bezorgd terugkijkt. "Hey, Fen... Hoe voel je je?" Vraagt hij zacht. Fenna antwoordt niet direct. Ze kruipt naast hem op de bank en legt haar hoofd op zijn schouder. "Barstende koppijn," mompelt ze. Evert drukt een kus in haar haren. "En verder?" Voorzichtig vraagt hij door. Even zwijgt Fenna. Dan pakt ze Everts hand en verstrengelt ze hun vingers.

"Weet je nog dat... In die briefjes, voordat alles..." Ze zucht, in haar hoofd heeft ze het hele verhaal klaarstaan maar vertellen blijkt moeilijker dan ze dacht. "Hij had het steeds over politieagentjes, weet je dat nog?" Ze heeft haar blik op hun verstrengelde vingers gericht. Evert aarzelt even, "ja," zegt hij dan, "en we wisten niet waarom precies die term, toch?" Fenna knikt. Weer is ze even stil, ze is moed aan het bijeenschrapen voor het vertellen van haar verhaal. Ze voelt hoe Evert met zijn duim zacht over haar hand wrijft. Ze slikt. "Hij heeft me niet alleen vastgehouden daar," zegt ze dan, zo zacht dat Evert moeite moet doen om haar te verstaan, "hij had hulp nodig... Voor het... Die vrouwen... Hij wilde weten hoe hij ze mee kon nemen, hoe-hoe... Hoe hij ze kon laten verdwijnen." Het is een paar minuten doodstil in de woonkamer. Fenna probeert de juiste woorden te vinden om uit te drukken wat ze heeft moeten doen, wat ze heeft meegemaakt. Evert houdt zich stil, omdat hij Fenna alle tijd en ruimte wil geven die ze nodig heeft.

Ineens stromen de tranen over Fenna's wangen. Met een gefrustreerd gebaar probeert ze haar gezicht weer droog te vegen, maar tevergeefs. Na een paar pogingen geeft ze het op. "Hij wilde een politieagent," vertelt ze met gebroken stem, "en ik... Ik moest hem helpen. Met al die ontvoeringen." Ze begint zacht te snikken. "Ik moest vertellen h-hoe... Hoe hij ze in de gaten kon houden en mee kon nemen zonder... Zonder dat-dat iemand het door had... En-en ik..." Ze haalt een paar keer diep adem. "Ze-ze waren begraven..." Snikt ze. "En die graven... Ik moest... Ik heb dat gedaan." Ze schudt haar hoofd zwakjes. "Als ik niet... Als-als ik dat niet had gedaan... Als ik n-niet had geholpen. Dan-dan hadden ze m-misschien nog wel geleefd."

Evert schrikt van Fenna's woorden. Hij laat haar hand los, en legt zijn arm om haar schouder. "Och liefje... Lieve, lieve Fenna..." Hij zucht en drukt een kus in haar haren. "Dit is niet jouw schuld hè? Jij hebt níemand vermoord." Fluistert hij. Ze schudt haar hoofd. "Maar ik-ik heb wel verteld hoe... Hij liet geen sporen achter... D-door míj. En-en... Ze werden niet gevonden. Omdat ik wist h-hoe... En ik heb gegraven." Brengt ze snikkend tegen Evert in. Hij trekt haar wat dichter tegen hem aan. "Je kon niet anders, liefje... Wie weet wat hij anders met jóú had gedaan." Hij wrijft over haar arm. "En als jij niks had gedaan had hij het wel op een andere manier opgelost. Het is niet jouw schuld, lieverd. Echt niet." Zijn ene arm ligt nog om haar schouders, met zijn vrije hand aait hij zacht over haar wang.

"Evert..." Fenna laat zich niet zo makkelijk geruststellen. "Ik ben... Ik-ik ben medeplichtig," huilt ze zacht, "aan moord... Ik-ik... Eigenlijk zou ik..." Ze schudt haar hoofd, met betraande ogen. Evert geeft een kus op haar voorhoofd. "Liefje... Je stond onder druk. Puur praktisch gezien zou geen enkele rechter je ooit veroordelen hiervoor." Hij hoopt dat dit argument haar iets doet. Ze haalt haar schouders op. "Maar dat neemt niet-niet weg dat... Dat het gebeurd is," fluistert ze met gebroken stem, "ik ben schuldig... Aan de d-dood van die vrouwen." Ze slikt. "Ik heb geholpen... En-en ik moest wel, m-maar dat maakt niet uit..." Voor het eerst sinds ze begon met praten richt ze haar blik op Evert. "Het is mijn schuld dat ze dood zijn." Wanhopig kijkt ze hem aan.

Een Nieuw BeginWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu