Bevroren Mist - 1. Dimmend licht

930 42 9
                                    


'Je bent een idioot Wolfs,' fluistert Eva. Zachtjes aait ze hem over zijn hoofd. Haar ogen zijn vochtig, maar ze wijken geen moment af van haar partner. De sirene van de ambulance waar ze zich in bevinden maakt een schel geluid, wat de haast en urgentie van de situatie nog eens extra benadrukt.

Hun dag was al redelijk abnormaal begonnen met het nieuws over de verdwijning van het zoontje van een chirurg. Naarmate de dag vorderde bleken de twee rechercheurs in een wervelwind van gebeurtenissen te zijn beland. Al snel waren ze op het spoor van een Marokkaanse ex-ambulancebroeder gekomen die de ontvoering in werking had gezet om zo aan een nieuwe nier te komen voor zijn ernstig zieke kleinzoon. Door de chirurg onder druk te zetten door middel van het ontvoeren van diens zoon, had hij de arts ertoe gedwongen de nier van een jong verkeersslachtoffertje te verwijderen en bij zijn kleinzoon te implanteren om zo diens leven te redden. Wanneer Wolfs en Eva achter deze toedracht waren gekomen, had Wolfs alles op alles gezet en was erin geslaagd het zoontje van de chirurg vrij te krijgen in ruil voor zijn eigen vrijheidsberoving. Met alle gevolgen van dien.

Eva had machteloos aan moeten zien hoe haar collega een naald ingebracht had gekregen die ervoor zorgde dat hij langzaam leegbloedde. De oud-ambulancemedewerker kon op deze manier een vrijgeleide afdwingen die hem een veilige oversteek naar Marokko zou verschaffen. Eva en haar collega's waren in een race tegen de klok verzeild geraakt die naar vergeefse zoektochten in een boksschool en oude ambulancepost hadden geleid. De vrouwelijke rechercheur had bijna alle moed opgegeven totdat ze haar tablet erbij had gepakt die in een live videoverbinding stond met Wolfs. Wanneer ze nog eens goed keek had ze gemerkt dat haar partner langzaam maar resoluut met zijn vingers op zijn knie tokkelde. Het had eruit gezien als een bepaald patroon dat hij telkens weer herhaalde. Wanneer het kwartje bij Eva was gevallen had ze geen moment geaarzeld. De morsecode die haar collega op constante wijze uitvoerde had haar bij de locatie gebracht  waar hij werd vastgehouden.

Even had ze gedacht dat ze hem kwijt was. Wanneer ze voor hem neer was geknield en zijn gezicht had vastgepakt was er geen teken van leven in haar partner te vinden. Ze had geen hartslag gevoeld en had ook geen ademhalingspatroon kunnen lokaliseren. Snel had ze de hulp van een ambulancebroeder erbij geroepen die haar adequaat had geholpen Wolfs van de stoel op de grond te leggen om hem zo te kunnen behandelen.

Zelden had Eva zicht zo machteloos gevoeld als op deze dag. Ze behoudt graag de controle over situaties, maar ze had geweten dat ze moest vertrouwen op de expertise van de ambulancemedewerkers. Na enkele minuten die in haar optiek wel uren leken te duren, hadden ze bij Wolfs een hartslag op gang weten te brengen. Maar het gevaar was nog niet geweken wist ook Eva. Zo snel als ze konden had het medisch personeel Wolfs gestabiliseerd, een infuuszak met extra vocht aangebracht en op een brancard naar de ambulance gereden. Zonder enige twijfel was Eva achterin de ambulance gestapt en had naast haar partner plaatsgenomen.

Eva wist niet hoeveel haar collega merkte van haar aanrakingen, maar ze probeerde het contact niet te verliezen in het geval het hem hielp. Met argusogen hield ze de monitor naast Wolfs in de gaten die onder andere de hartslag van haar partner liet zien. Die leek op het moment stabiel te zijn. Dit bleek ook uit het feit dat de ambulancemedewerker die naast haar had plaatsgenomen momenteel geen acties aan het uitvoeren was. 

'Je bent een idioot Wolfs.' Wanneer ze die woorden nog maar koud uit had gesproken voelt ze een lichte beweging plaatsvinden onder haar hand. Op datzelfde moment draait Wolfs zijn hoofd in haar richting. Zijn ogen zijn geopend. Een golf van opluchting gaat door haar heen. Door die ene beweging weet ze dat het goed gaat komen. Een glimlach vormt zich om haar mond en als ze zich niet vergist ziet ze die beantwoord worden door haar partner. 

Eva's andere hand verplaatst zich naar die van haar partner en ze kan haar geluk niet op wanneer hij zachtjes in haar vingers knijpt. 'Hey,' fluistert ze. Wolfs probeert ook iets uit te brengen, maar het enige geluid wat hij kan voortbrengen is een intens gehoest. Wanneer de hoestbui is geweken probeert Eva hem gerust te stellen. ''Ssst, het is goed. Ga maar lekker slapen. Ik blijf bij je.''

Wanneer ze in het ziekenhuis aankomen wordt Wolfs direct voor verder onderzoek en bloedtransfusies naar een kamer gereden. Met een gefrustreerd gevoel blijft Eva ijsberend op de gang wachten totdat ze weer bij hem wordt gelaten. Ondanks dat ze eerder in de ambulance overtuigd was geweest dat het allemaal goed zou komen, is ze daar nu niet zo zeker meer van. Ze wil weten wat ze aan het doen zijn en waarom het zo lang duurt. Inmiddels wacht ze al meer dan een uur op nieuws. 

De behandelend arts en het andere medisch personeel die met Wolfs bezig zijn hebben de kamer nog maar een paar keer verlaten. Iedere keer wanneer dat gebeurt probeerd Eva hen te vragen naar de toestand van haar collega, maar ze wordt telkens compleet genegeerd en hard voorbij gelopen. Dit baart Eva juist nog meer zorgen.

Ze kijkt op haar telefoon en ziet dat haar collega's hebben haar al een paar keer proberen te bellen. Ze heeft ook een groot aantal berichtjes ontvangen van bezorgde medewerkers van korps Limburg-Zuid. Snel stuurt ze een berichtje terug aan haar collega Marion, maar verder contacteerd ze nog niemand. Eerst wil ze weten hoe de situatie van haar partner is voordat ze de anderen inlicht.

Na nog eens twintig minuten te hebben gewacht komt plotseling de behandelend arts de kamer uitgelopen. Snel staat Eva op van de stoel waar ze uiteindelijk toch maar in was gaan zitten. 'Dag, ik ben van Rosmalen,' verklaart de arts terwijl hij haar de hand schud. 'Mevrouw...?' vraagt de arts. 'Van Dongen,' vult Eva hem aan, 'ik ben de partner – werkpartner- van Wolfs. Hoe is het met hem?' Het gezicht van de arts verraadt niks. Het is zo iemand die heel goed in poker zou zijn, bedenkt Eva zich.

'Ik ben bang dat ik niet zo'n goed nieuws heb,' deelt van Rosmalen mede. Eva houdt haar adem in, wachtende op wat komen gaat. 'Het bloedverlies van de heer Wolfs bleek dermate considerabel te zijn dat we hem in een kunstmatige slaap hebben moeten brengen terwijl we het niveau van zijn bloed weer op peil proberen te krijgen. Ik kan helaas nog niet zeggen wanneer we hem weer bij bewustzijn kunnen brengen, en of we hem überhaupt weer bij bewustzijn kunnen brengen.' 

Het is alsof het zwart wordt voor Eva's ogen. Ze moet zich aan de stoel naast zich vastklampen om niet om te vallen. De arts gaan onverstoorbaar verder. 'Meneer Wolfs heeft waarschijnlijk langer zonder hartslag gezeten dan wij in eerste instantie vanuit gingen. Dat kan gevolgen hebben gehad voor de werking van zijn hersenen. Zolang hij in slaap is kan zijn lichaam zich herstellen, maar er is ook een kans dat dit niet voldoende is.'

Eva moet enkele keren slikken voordat ze iets uit kan brengen. 'Wanneer gaan jullie hem weer wekken uit zijn slaap?' weet ze uiteindelijk met een piepend geluid te vragen. De arts wacht even met antwoord geven. 'In principe stoppen we de medicatie waarmee hij in slaap is gebracht over 24 uur, maar zijn lichaam moet uit zichzelf ontwaken. Daar kunnen wij niet bij helpen.' Eva knikt dat ze het begrijpt, maar vanbinnen zit ze vol met vragen en onbegrip. Hij was bij bewustzijn! Hij had naar haar geglimlacht en in haar hand geknepen. Hoe kan het toch zo fout zijn gelopen? In plaats van deze vragen aan de arts te stellen wil ze van hem weten of ze haar partner mag zien. Die beantwoord haar vraag bevestigend.

Met lood in de schoenen begeeft Eva zich naar de deur waarachter haar partner doodziek in bed ligt. Met trillende hand duwt ze de deurklink naar beneden.


Flikken Maastricht - In het kort gezegdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu