Hoofdstuk 16: Instortingsgevaar

195 21 25
                                    

A/N: Het liedje wat je hierboven ziet heet Roman Holiday, van Halsey. Ik vond het een erg toepasselijk liedje bij dit hoofdstuk. Ik raad het aan om het af te laten spelen wanneer je bij de zesde alinea aangekomen bent. Ik heb het erbij gedaan om een nog betere sfeer te creëren en de lezer echt het maximale gevoel te geven van wat er afspeelt in het boek! Voor de rest nog veel leesplezier!
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

De Taaffeite staat nog net zichtbaar in een kleine inham van de mijn waar we nu in zitten. Ik kijk de rest aan en ze kijken hoopvol toe voor wanneer ik de zeldzame edelsteen oppak. Ik haal hem voorzichtig uit de inham, maar helaas gaat alles niet zo soepeltjes als verwacht, waarom zou het namelijk ooit ook wel een keer zoals gepland gaan, want niet zo kort daarna horen we gerommel en voelen we trillingen. Ik kijk de rest geschrokken aan en we moeten snel reageren, want ik zie nu al stenen die aan het afbrokkelen zijn en naar beneden vallen. "Iedereen in één mijnkarretje, ik weet hoe we hier snel uit kunnen komen!" Roept Diana en we doen wat ze zegt.

We zitten nu behoorlijk krap op elkaar en Diana springt als laatste in het karretje voordat ze haar handen naar de muur wijst en we opeens met een ongelooflijke kracht naar boven worden geblazen. Ik weet zeker dat dit dezelfde soort kracht was waarmee ze mij toen die dag wegblies.

Voordat we het nog kunnen realiseren zijn we al weer boven maar blijkbaar was de kracht te sterk, want we schieten zo van het rails af en vliegen we nu met hoge snelheid in de lucht. We gillen als een malle en Felice houdt mij stevig vast. Het voelt of als mijn ribben zo weer gebroken kunnen worden als ze me nog harder zou knijpen. "BART VOORDAT WE STERVEN MOET IK NOG BEKENNEN DAT IK DEGENE WAS DIE DE KOEKTROMMEL HAD LEEGGEGETEN EEN PAAR MAANDEN GELEDEN HET SPIJT ME!" Schreeuwt Maan hysterisch met tranen in zijn ogen.

"HET IS OKÉ IK HOU VAN JE ALS EEN VRIEND!" Schreeuw ik terug maar lang hebben we niet meer voordat we landen in een meer en allemaal met een explosie te water gaan. Ik zwem razendsnel naar boven en begin te hoesten. Diana, Felice en Maan komen ook boven water en ik kijk Maan beduusd aan. "Wanneer we terug in Kanta zijn..." Begin ik en neem even de tijd om weer op adem te komen voordat ik verder praat, "Trakteer jij mij op nieuwe koekjes." Maan haalt een hand door zijn natte haar en knikt. Dat is dan ook weer geregeld.

"Is iedereen voor de rest ongedeert...?" Vraagt Felice voorzichtig en we kreunen allemaal een 'ja' uit. We staan na een tijdje op en beginnen als een hoop zeiknatte idioten terug naar ons kamp te lopen.

Eenmaal daar aangekomen loop ik mijn tent in, trek ik al mijn natte kleren uit en gooi die klakkeloos naar buiten. Die ruim ik later wel op. Gelukkig heb ik de Taaffeite nog wel, die had ik snel nog in mijn zak gepropt vlak voordat we zeg maar, 'lanceerden'. Ik heb die daarnet uit de zak van mijn natte leren jas gehaald en in mijn tas gestopt.

Maan is nog bezig in onze tent als ik naar buiten loop. Felice staat daar in haar eentje de was te doen. Ze heeft een wasteil gemaakt van het mijnkarretje die ze blijkbaar heeft meegesleept hiernaartoe, erg slim. Ze heeft een waslijn gespannen tussen twee bomen waar nu wat kledingstukken aan hangen. "Zal ik je helpen?" Bied ik haar aan. Ze kijkt op en glimlacht lief, "Ja, graag!" Zegt ze en ze schuift een stukje op zodat ik naast haar kan zitten en goed bij de geïmproviseerde wasteil kan. Ik ga op mijn knieën zitten en help haar met de was. Ik ben echt geen luie zak, hoor, als ik ooit een vrouw krijg draag ik gerust een steentje bij in het huishouden en voeden we de kinderen samen op, ook al kan de functie als chief erg vermoeiend zijn. Natuurlijk hebben we in het paleis gewoon personeel die het huishouden en alles wat daarbij hoort doen, maar alsnog... Je snapt wat ik bedoel.

Na een tijdje hebben we alles gewassen en hangen alle kleren aan de waslijn te drogen. Omdat Maan en Diana het blijkbaar goed met elkaar kunnen vinden, zijn ze weer samen op jacht, deze keer voor het late avondeten. Er groeit niks romantisch tussen die twee, alleen vriendschap. Met hun niet, in ieder geval...

"Vindt je niet dat wij tweeën als enige van de groep echt kunnen ruziën als een twintig jaar getrouwd stel...?" Merkt Felice opeens op en ik kijk haar een beetje raar aan, "Ehm, ja... Ik denk het? Weet ik veel..." Zeg ik maar een beetje ongemakkelijk. Ik kijk naar de donkere sterrenhemel met het geluid van krekels en rustig geritsel van bomen op de achtergrond. Vuurvliegjes vliegen langzaam om ons heen en het lijkt wel of als ze een reflectie van het beeld van de lucht willen maken. Er hangt een rustieke maar toch gespannen sfeer als Felice en ik tegelijk onze hoofden naar elkaar toe draaien. We kijken elkaar hoopvol aan, of als we wachten op elkaar totdat één van ons een iets gaat zeggen.

Maar daar komt niets van in. We blijven allebei stil en heel langzaam buigen we onze hoofden naar elkaar toe. Ik weet haast niet meer wat mijn lichaam zonder enig pardon met mij aan het doen is wanneer ik voel dat Felice en ik elkaars handen in elkaar gevouwen hebben en onze lippen half open zacht tegen elkaar zijn gedrukt.

She Came BackWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu