Hij

52 1 0
                                    

                                                                               PROLOOG

                                                                              8 JAAR GELEDEN

‘Tot morgen op school.’, riep ik voordat Thom de deur dichtmaakte. Twee straten verder op woonde ik. Ik begon aan mijn weg terug naar huis. Mama wilde niet dat ik alleen naar huis toe liep. Maar papa vond het goed. Maar van mama mocht ik wel niet met vreemde mensen praten en goed opletten met de auto’s.

              Ik keek naar beneden naar de stoep tegels. Ze hadden verschillende kleuren. Rood, licht grijs en donker grijs. En de enige tegels waar ik op mocht lopen waren de rode en de donker grijze want ik kon nog niet zo ver springen. En als ik op de licht grijze stapte dan werd mijn been eraf gebeten door de haaien die daar wonen. Rood, donker grijs, rood. Nu weer een rode. Oh, nee. Die ligt ver weg. En de donker grijze licht daarachter. Ik deed mijn best om zo ver mogelijk te springen. Ik had niet moeten springen. Ik kwam verkeerd neer en mijn enkel deed pijn. Ik probeerde niet te huilen maar mijn enkel deed teveel pijn. Dikke tranen rolde over wangen.

                Door de tranen heen keek ik om me heen. Aan de andere kant van de weg zag ik een man lopen. Hij droeg een lichte spijkerbroek met een donker, blauwe sweater met een muts. Zijn gezicht kon ik door mijn tranen niet zien. De man liep naar me toe.

                ‘Hey, jongen, niet huilen.’, zei hij. Zijn stem klonk raar. Alsof er twee personen aan het praten waren. Een aardige man en een gemene man met een verdraaide stem. Het had iets duivels. Ik probeerde te stoppen met huilen maar bleef snikken.

                ‘Wat is er gebeurd, jongen?’, zie hij met die zelfde rare stem. Ik opende mijn mond maar sloot het bijna onmiddellijk. Ik herinnerde wat mama had gezegd. Niet met vreemde mensen praten.

                ‘Kom laat me je helpen.’ Ik probeerde op te staan. Maar mijn enkel deed nog teveel pijn. Hij pakte me met beide armen bij mijn schouders vast en tilde me voorzichtig op. Hij veegde de tranen op mijn gezicht weg. En terwijl hij dat deed keek ik naar zijn gezicht. Maar het enige wat ik zag was zwart. Het zal waarschijnlijk door zijn muts komen. Maar toen hij me aanraakte voelde ik een scheut de me heen gaan. Ik kan niet goed zeggen wat ik voel. Maar daarna is alle pijn weg en voel ik me blij.

                ‘Hoe deed je dat.’, vroeg ik vol verbazing. Was hij een superheld? Had hij super krachten?

‘Ben je een superheld?’ Nu dat ik mezelf weer hoorde, hoorde ik dat ik ook raar klonk. Maar ik klonk raar omdat vorige week een tand eruit is gegaan.

                ‘Nee, jongen, ik ben geen superheld.’, zei hij. En terwijl hij dat zei, veegde hij het zand van mijn broek af en haalde de steentjes van mijn handen weg. ‘Ik denk dat je geluk hebt dat de pijn zo snel weg is gegaan.’

                Mijn versie vond ik beter. Het is leuker om te denken dat je iemand hebt ontmoet met super krachten. Nu kon ik mijn vriendjes op school vertellen dat ik een superheld heb ontmoet.

                ‘Jongen ga maar gauw naar huis toe. Probeer aardig te zijn en tot ziens. We zien elkaar nog wel een keer.’ Dat was het laatste wat hij zei en hij ging verder met lopen naar wie weet waar hij heen ging.

 --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Laat me weten wat je er tot nu toe van vind. ;D Dan weet ik of ik zal schrijven of niet. :)

HijWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu