De takschuurt langs het raam. Hij maakt een woeste beweging en laat meonrustig toekijken. De vertakkingen laten me een schaduw op de muurzien. Ze laten me hem zien. Ik zie zijn kille ogen die me aan blijvenstaren. Zijn ogen die me altijd zo bang hebben kunnen maken. En nustaar ik naar de tak, die blijft zwaaien alsof hij bij me wil komen,me aan wil raken.
'Houop. Ga weg,' fluister ik. De tak blijft woest zwaaien. De contourenvan zijn gezicht zijn steeds duidelijker in de vertakkingen tewaarnemen. Zijn ogen onderscheiden zich steeds meer van de rest. Zekijken naar me en veroordelen me.
Ondanksde wind, gaan de wolken aan de kant. Terwijl ik het zonlicht, datdoor het raam heen valt, in me op laat komen, ontsnapt er een traanuit mijn oog. Dit is hetzelfde zonlicht dat door ons keukenraamscheen. Het zonlicht dat ik eens zo mooi en romantisch vond. Onzeeettafel werd dagelijks verlicht door dit zonlicht. Het was het tekendat ons huwelijk perfect was. Er zou niets mis kunnen gaan.
In ditzonlicht stond ik aardappelen te schillen, vlees te bakken engroenten klaar te maken. Ik dekte de tafel. Daarvoor haalde ik altijdalles uit de kast, want dat vond hij belangrijk. Wij hadden nietalleen een romantisch dinertje op Valentijnsdag. Nee, bij ons was hetaltijd feest. Ik pakte ons dure tafellaken en zette de borden daarop.De tafel was natuurlijk niet goed gedekt zonder de wijnglazen met defles wijn ernaast. Tussen onze borden in stonden kaarsjes die ikaanstak. Daarna deed ik wat water bij de bloemen die hij de dagdaarvoor voor me meegenomen had, waarna ik weer bij het eten gingkijken.
Ik konaltijd zo mooi wegkijken als ik eten aan het maken was. Ik kon urenstaren naar de mooie, grote bomen, bedekt met roze bladeren. Het grasin onze tuin was altijd zo groen en helder. Het was nergens groenerals bij ons. Achter ons lage hekje konden we het prachtige bos inkijken. Urenlang staarde ik naar de eekhorentjes, de vogeltjes enalle andere dieren die daar naar eten op zoek waren. Vaak hing ikzelf ook eten in de bomen. Het was prachtig om te zien hoe allevogels op bezoek kwamen en dankbaar alles opaten. En het zonlicht datprecies op onze eettafel scheen, maakte het al helemaal af.
'Jes,ik ben thuis.' Zoals altijd gooide hij zijn jas in de stoel in dekamer. Zijn voeten sleepte hij hoorbaar naar de keuken waar hij zijnschoenen uittrok. Dat was voor mij het moment om om te draaien en hemin zijn groen-blauwe ogen aan te kijken. Ze staarde terug. Altijdglinsterend, verliefd. Hij kwam naar me toegelopen en gaf me een zoenin mijn nek terwijl hij me met één hand vast pakte.
'Fijnedag gehad, schat?'
'Eenprachtige dag,' antwoordde ik en informeerde naar zijn dag. Iederedag opnieuw was dat het moment voor hem om mij te verrassen. Hijhaalde zijn arm, die ik nog niet gezien had, achter zijn rug vandaanen iedere dag opnieuw had hij een nieuwe bloem of bos bloemen bij.Die dag was het een roos. Een prachtige rode roos, die mooi oplichttein het zonlicht dat door ons keukenraam scheen.
'Eenmooie om na te schilderen.'
'Ja,'zei ik dromerig. Ik had al mijn aandacht nog op de prachtige roosgevestigd en bedacht me waar ik de vazen ook alweer had staan.
Wegingen aan tafel zitten. Naast zijn complimenten over mijnkookkunsten, praatten we elkaar altijd bij over onze dag.
'Ikdenk wel dat ik een grote kans heb om die promotie te krijgen,'vertelde hij me toen we aan het hoofdgerecht begonnen waren.
'Wat?!'Mijn enthousiasme en verbazing waren duidelijk van mijn gezicht af telezen. 'Maar dat is geweldig, schat!'
'Ikhad het nooit gekund zonder mijn geweldige vrouw.' Hij kwam over detafel heen om me een kusje op mijn voorhoofd te geven.
Zodeed hij dat. Wat een vleier. En nu staar ik de leegte in.Bewonderend een tak in me op te nemen, omdat ik denk de contouren vanzijn gezicht te hebben gezien. Starend, omdat ik onterecht zijn ogenin die van mij voel branden. Zijn ogen zullen nooit meer op de maniernaar mij kijken zoals ze op die momenten naar me keken. Niet eensmeer in mijn herinneringen of in mijn mooiste dromen.