3. Marianne

31 0 0
                                    

De ijzige wind was slechts een aankondiging van wat daadwerkelijk binnen zou komen. Achter hen schoven de glazen deuren weer dicht. Voor hen slaakten peuters angstige kreetjes. Marianne voelde de drang zich beschermend ten opzichte van de kleintjes op te stellen en overwoog voor hen te gaan staan, maar verstijfde volledig toen twee pupilloze ogen haar blik vonden. Ze wilde niets liever dan haar blik afwenden, maar kon haar lichaam (inclusief haar ogen) niet bewegen. Er zat niks anders op dan terugkijken. Ze durfde zich pas weer te verroeren toen een van de mannen het woord nam.

Ze waren met z’n vijven. Vier mannen en één vrouw. Aan hun kleding was te zien dat ze hoge posities binnen de samenleving bekleedden, wat het nog opvallender maakte dat er een vrouw bij was. Wie denkt (en openlijk zegt) dat mannen en vrouwen gelijkwaardig aan elkaar zijn, mag zich aansluiten bij het groepje biddende gelovigen. Mannen zijn de baas.

Drie van de vier mannen droegen hetzelfde pak: donkerblauw, afgezet met zilver. De overige man was ook gehuld in een donkerblauw pak, maar dit was niet versierd met zilverdraad. Deze man was minder belangrijk. De vrouw droeg een donkerblauw mantelpakje. De zilveren ketting om de hals van de vrouw trok Mariannes aandacht. Het kettinkje viel niet erg op, maar Marianne vond het prachtig en stal het in gedachten van de vrouw.

Doordat de wees zo druk bezig was met het staren naar het gezelschap, had ze niet gehoord wat er was gezegd. Dát er iets was gezegd, wist ze doordat de vijf allemaal diezelfde vragende uitdrukking op hun gezicht hadden staan. Enkele seconden tikten voorbij. Marianne wachtte geduldig op een herhaling van de vraag of een antwoord van iemand anders die in deze ruimte aanwezig was. Beide lieten op zich wachten, dus kuchte ze een keer.

‘Marianne Verhaegen?’ vroeg de man in het simpele pak.

‘U spreekt mijn achternaam verkeerd uit. Gewoon “Verhagen”. Wel leuk geprobeerd overigens.’

De vrouw trok haar wenkbrauwen vragend op naar de man die had gesproken. Ze wisselden wat woorden in een taal die voor Marianne compleet onbekend was, maar dat was niet verwonderlijk, aangezien ze enkel Nederlands verstond en sprak.

‘We komen je ophalen,’ hervatte de woordvoerder het gesprek. Het viel haar nu pas op dat zijn Nederlands behoorlijk gebrekkig klonk. Hij kwam hier niet vandaan.

‘Zoals een hond uit een asiel wordt gehaald?’

‘We verzoeken je vrijwillig met ons mee te lopen.’

‘Marianne, ga,’ zei Esmee stilletjes, terwijl ze haar armen om het mollige lijfje van een blonde kleuter heen sloeg. Marianne aarzelde even, maar liep toen in de richting van het blauwe gezelschap, om samen met hen de peuterafdeling en later het volledige weeshuis te verlaten.

RebornWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu