Een schip volgt het ritme van de golven. Het schommelt van links naar rechts en ergens in de holle buik van de boot klinkt geschreeuw uit de kajuit van een man, de kapitein. De eerste stuurman rent zo snel als zijn benen hem kunnen dragen naar de kamer van zijn baas, en opent de deur. Van de kapitein geen spoor te bekennen. De stuurman denkt het zichzelf ingebeeld te hebben, en vertrekt, maar nog voor hij de brug bereikt hoort hij het opnieuw. Als de bliksem haast hij zich weer naar de kajuit, maar juist als daarnet bevindt niemand behalve hijzelf zich in de loge. De man wordt bang en gooit de kamer overhoop. Nog steeds geen spoor… In zijn hoofd duizelt het nu, en het geschreeuw start opnieuw. Het houdt niet meer op en wordt enkel maar luider en luider… naarmate hij een hoop kussens in de hoek nadert. Hij verklaart zichzelf nu helemaal voor gek, want enkele seconden geleden lag er nog niets onder die stapel. Bovendien heeft hij zelf voor die hoop gezorgd toen hij de kamer doorzocht. Hij slentert nu nog voorzichtiger naar de stapel toe en haalt er snel een kussen weg: niets… Zijn trommelvliezen zijn nu bijna kapot geschreeuwd. Ten einde raad rent hij vliegensvlug naar het dek, en gooit hij zichzelf in de eindeloze, zwarte zee. Ergens in de holle buik van het schip klinkt nu geschreeuw uit de loge van de eerste stuurman. De kok haast zich er zo snel mogelijk naar toe…