Nina is vaak verdrietig, te vaak. Haar glimlachen zijn zo ontzettend zeldzaam dat elke keer als ze dan eindelijk glimlacht mijn dag niet meer stuk kan. Ik wil haar wel helpen maar tegelijkertijd besef ik ook dat ik dat niet kan.
'Weet je Nien, je bent echt heel mooi.' zeg ik. Zo mooi als Nina is niemand. Met haar getinte huid, lang golvend donkerbruin haar en slanke lichaam, is ze net een Arabische prinses. 'Haha, geloof je het zelf!' is haar antwoord. Dat had ik kunnen verwachten, maar toch doet het pijn, want ik meen het echt. Ze moet inzien dat ze tot zo veel in staat is, dat ze een mening heeft en dat ik in haar geloof.
Elke nacht opnieuw hoop ik dat het nieuwsgierige meisje haar hoofd weer om het hoekje van de blauwe deur steekt. Hoewel het fijn is te geloven dat zij mijn redding is, weet ik donders goed dat ik deze enorme verantwoordelijkheid niet op haar moet afschuiven maar die taak op mijzelf moet nemen. Dus dat ga ik dan maar doen. Meestal ben ik klaar met werken ongeveer een uurtje voor etenstijd. En dat uurtje benut ik tot het uiterste. Ik verstop me in de wc en op het wc-papier schrijf ik mijn plan uit. Ik werk er vier avonden aan en dan ben ik er klaar voor.