9. Kyan...

49 5 0
                                    

Dan is alles plotseling weg en de stilte overvalt me even. Ik knipper verbaasd met mijn ogen en mijn oren ruizen nog na als ik om me heen kijk. De zo plotselinge "storm" heeft geen rotzooi achtergelaten, niks gesloopt, alles zie er nog precies zo uit als voordat het kistje open ging. Dan gaan mijn ogen weer naar het doosje 4 meter verderop. Dat ligt met open deksel op de grond en daarnaast... 'Oh mijn god.' breng ik uit. Naast het kistje staat iemand.

~~~~

Die iemand kijkt mij nieuwsgierig aan en lacht dan. Het is een jongen. Mijn mond hangt nog steeds open van verbazing terwijl ik hem achterdochtig aankijk. Mijn ogen glijden vluchtig over zijn lichaam terwijl ik hem in me op neem. Op het eerste gezicht valt er maar één ding over hem te zeggen: hij is ontzettend knap. Als hij niet net uit het niets was verschenen en ik me daar niet zo'n zorgen over had gemaakt, had ik misschien een poging gedaan tot flirten maar helaas.
Hij heeft zwart haar met grove krullen die half voor zijn ogen hangen. Zijn ogen zijn zo licht blauw dat het er bij ieder ander eng uit had gezien, maar toch maakt het hem juist nog knapper. Het contrast tussen zijn ogen en haar is bovennatuurlijk mooi. Zijn halve glimlach is ontzettend charmant en als hij lacht, verschijnen er kuiltjes in zijn wangen. Hij draagt een zwarte, effen broek waarvan de broekspijpen net iets te kort zijn. Toch ziet het er niet vreemd uit maar eerder modieus. Het shirt dat hij draagt is ook zwart en heeft korte mouwen en een v-hals. Het spant zich strak om zijn buik en armen waardoor het extra goed zichtbaar is dat hij zo gespierd is. Zijn huid is egaal en licht alsof hij nog nooit een dag in de zon is geweest. Het zwart van zijn shirt laat het al helemaal lijken alsof zijn huid wit is, alsof hij gemaakt is van marmer. Om hem heen hangt een zoete geur van rozen die mijn neus binnendringt en me licht in mijn hoofd maakt.

'Ben jij degene die het doosje heeft open gemaakt?' is het eerste dat hij vraagt. Zijn stem klinkt als muziek in mijn oren en ik staar hem met open mond aan, ik kan niet antwoorden, zelfs als ik dat zou willen. Dit is bizar. Ik kan mijn ogen niet van hem afhouden en er gaan duizenden gedachten door me heen. Pas als ik merk dat hij me nog steeds afwachtend aankijkt, knik ik langzaam. 'En dan was jij ook degene die de deksel er weer terug op sloeg?' Hij kijkt me met doordringende ogen aan en ik raak opslag betoverd. Weer knik ik, schuldbewust deze keer. 'Dat deed echt zeer.'  Hij wrijft over zijn achterhoofd waarbij hij zijn krullen door de war haalt.
'Hoe...Hoe?' weet ik als enige uit te brengen. Hij draait zijn hoofd een beetje schuin waardoor zijn haar naar een kant valt, hij kijkt me aan alsof ik gek ben geworden. Ik kan hem geen ongelijk geven, eerlijk gezegd denk ik zelf ook dat ik gek ben geworden.
'Jij kwam daar uit.' zeg ik en ik wijs naar het met rozen gegraveerd doosje dat nog steeds met open klep op de grond staat. Ik kijk van het doosje naar hem, weer terug naar het doosje en dan weer naar hem. 'Normaal gesproken zou ik dat ontkennen maar in dit geval ziet het er niet naar uit dat dat mogelijk is.' zegt hij en hij grijnst. Mijn hart maakt een sprongetje niet alleen omdat ik de kuiltjes in zijn wangen nu kan zien maar ook omdat ik nu weet dat ik dus niet gek ben geworden.
Hij fronst zijn wenkbrauwen en kijkt eens rond. Ik denk niet dat ik iemand ooit zo geïnteresseerd naar een zolder heb zien kijken. 'Waar ben ik eigenlijk?' vraagt hij na een tijdje stilte waarin ik hem wat beter heb bestudeerd en hij mijn zolder. Ik kijk hem verward aan. 'Op mijn zolder.' zeg ik dan. Wist hij niet dat dat kistje van hem hier stond? Hoezo is dat doosje me eigenlijk nooit eerder opgevallen? Hoe is het hier eigenlijk terecht gekomen?
'Welk jaar is het?' vraagt hij met een nog bezorgder gezicht als hij uit het raam heeft gekeken. 'Umh... Het is 2020.' zeg ik onzeker. Waar is deze gast mee bezig? Dan vloekt hij en ik schrik. Hij is weer een tijdje stil en er hangt een tijdje een ongemakkelijke sfeer op zolder. Wanhopig probeer ik iets te vinden waarmee ik die stilte kan breken maar mijn hersenen lijken wel vloeibaar. Het feit dat hij hier staat heeft een rare werking op mij, ik wordt er een beetje bang van. Met zijn brede schouders ziet hij er erg imposant uit en ik voel me opeens ietwat geïntimideerd.
Als ik al mijn moed heb verzameld, besluit ik dat een simpele verklaring op dit moment geen kwaad zou kunnen. 'Ik denk dat je me wel een verklaring schuldig bent.' zeg ik dus zo neutraal mogelijk, hij mag niet merken dat ik als de dood ben om een gesprek met hem te voeren. 'Nee hoor, ik ben je helemaal niks verschuldigd.' zegt hij ineens kil en hij draait zich abrupt van mij weg. Aha, dus hij is er zo een! Alleen vragen stellen als het hem goed uit komt. Nou ik dacht het dus mooi niet!
'Jawel dat ben je wel!' Zeg ik ijzig, mijn onzekerheden sijpelen langzaam weg als ik mijn stem verhef. De boosheid zorgt er voor dat ik me sterker voel dan ik eigenlijk ben. 'Je bent net vlak voor mijn neus uit een doosje komen zweven, correctie: tieren, en nu sta je hier en vraag je in welk jaar we zitten en kijk je heel verward om je heen. Ik mag hier best vragen over stellen want dit zie je niet iedere dag en dit is toch verdorie wel mijn zolder!' Ik las een korte adem pauze in voordat ik weer verder ga. 'Als eerste: Wie ben je? Of liever gezegd wat ben je?' Ik kan me namelijk niet voor stellen dat iemand die uit een kistje komt een normaal mens is. Ik kijk hem doordringend aan en heb mijn armen over elkaar geslagen. Zijn abnormaal blauwe ogen maken het enigszins lastig om hem recht aan te kijken.
Hij lijkt even na te denken maar dan zucht hij. 'Oké dan, ik heet Kyan en op dit moment ben ik een geest.' Het is een kort antwoord maar hij lijkt het voldoende te vinden. 'Een geest? Ik dacht dat die zweefde en transparant waren?' vraag ik met mijn blik nog steeds op hem gericht. Ik doe mijn best om serieus te blijven maar na dit antwoord wordt dat lastiger.
Ik laat mijn blik nog eens over hem glijden. Hij staat gewoon met twee voeten op de grond en ik kan helemaal niet door hem heen kijken.
Hij laat een bulderende lach horen. 'Jij hebt te veel films gezien.' zegt hij als hij weer enigszins op adem is gekomen. 'Zegt degene die net uit een doosje komt wervelen! Sorry dat ik dat niet door had dan, ik ben zeker een van de weinige mensen die niet iedere dag een geest tegenkomt?' vraag ik sarcastisch. Hij trekt een wenkbrauw op maar er verschijnt geen een rimpel in zijn voorhoofd. Dan zucht hij nog een keer. 'Ik zweef dan misschien niet en ik ben niet transparant maar probeer me dan maar eens aan te raken.' zegt hij en hij steekt zijn hand uit naar me. Weifelend kijk ik naar de uitgestoken hand die zich op nog geen anderhalve meter afstand van mij bevindt. Zal ik het doen of niet? Hij wacht geduldig tot ik mijn beslissing heb genomen, een blik op hem en ik heb mijn beslissing genomen. Ik heb hem al uit het niets zien verschijnen dan kan ik ook best zijn hand aanraken. Al die tijd heeft hij een eindje van me vandaan gestaan, maar nu kom ik dichterbij en ruik ik de rozengeur opeens heel sterk. Ik reik met mijn hand naar de zijne en raak voorzichtig zijn hand aan.
'AAAAAH!' gil ik en ik deins geschrokken achteruit tot ik een stapel dozen om stoot. Mijn hand ging dwars door die van hem heen. Ik kan hem niet aanraken. Ook al had ik zoiets misschien aan kunnen zien komen, ik raak er toch door van streek. Er verschijnt een grijns van plezier op zijn gezicht. 'Maar kijk, ik kan jou wel aanraken.' zegt hij en hij legt zijn hand voorzichtig op mijn hand. Het gebaar voelt veel te intiem, ik ken hem nauwelijks. Ik was van plan geweest om zijn hand alleen maar met een vinger aan te raken maar hij, in tegenstelling, grijpt gelijk mijn hele hand. Zijn lange, slanke vingers sluiten zich om mijn handpalm. Ik ben even helemaal van de kaart. Als hij mijn hand loslaat is het net of er een washandje op gelegen heeft. Het voelt koud en nat aan maar als ik zelf voel is mijn hand nog helemaal droog.
'Oké... volgende vraag. Waarom zat je in dat doosje?' vraag ik na nog een paar seconde van stilte. Hij lijkt even een kwade uitdrukking op zijn gezicht te krijgen en zijn ogen worden ineens iets donkerder. Dan ruik ik opeens een vleugje honing maar die wordt al snel weer verdrongen door de sterkere geur van rozen. Dit gebeurd allemaal zo snel dat ik niet eens weet of ik het wel goed gemerkt heb. Ik schud mijn hoofd van verwarring en probeer mijn aandacht bij hem te houden.
'Iemand heeft mij er bewust in gedaan. Ik was eerst een normale jongen, weet je, met goede bedoelingen. Ik had alleen een gave en er waren een paar mensen die hier van wisten. Zij waren uit op mijn gave en namen me gevangen, betoverde me en stopte me in dit doosje, wat volgens hen de gave zou versterken. Ik weet ook niet precies waarom ze dat dachten, het zou in principe niet mogelijk moeten zijn. In ieder geval, niemand mocht weten wat ik kon zodat zij me tegen de hele wereld konden gebruiken. Maar ik heb hen nooit meer gezien nadat ze me gevangen hebben gezet. Ze zullen wel vermoord zijn of zo.' Ik kijk hem geschokt aan. 'Vermoord?!' piep ik. 'Ach ja, ik weet het niet,' zegt hij met een neutrale toon. 'Wat ze deden was illegaal natuurlijk. Maar het enige wat ik weet is dat dit kistje waarschijnlijk kwijt is geraakt. Sindsdien zit ik er in opgesloten, ik ben er maar een paar keer uit geweest maar de laatste keer is al weer een tijdje geleden.' Hij zucht en ik deze keer zie ik zijn ogen weer langzaam lichter worden.
De volgende vraag durf ik bijna niet te stellen. 'En... Hoe lang zit je dan uiteindelijk al in dat kistje.' Hij grijnst. 'Dit ga je leuk vinden.' Ik trek mijn wenkbrauw op en ik voel dat er in mijn voorhoofd wel rimpels verschijnen. Te horen aan zijn reactie weet ik niet zeker of ik het antwoord op mijn vraag me zal bevallen.
'Ik zit al bijna 500 jaar hierin, om en nabij. Ik houd het natuurlijk niet bij, het is al zo lang geleden.' Hij zegt het nonchalant, te nonchalant. Met open mond kijk ik hem aan. 'Nou, je ziet er nog goed uit voor je leeftijd.' mompel ik en hij lacht weer, meteen voel ik mijn wangen rood kleuren en mijn knieën knikken.
'Oké en dan nog iets, wat is er mis met die sleutel van jouw doosje? Ik heb er letterlijk mijn handen aan verbrand.' Ter verduidelijking steek ik mijn hand naar hem uit zodat hij de blaren kan zien. Hij lijkt er wel schik in te hebben om al mijn vragen te beantwoorden want weer lacht hij. 'Die sleutel is waarschijnlijk de reden dat ik zo lang opgesloten heb gezeten. Als dit kistje in de buurt is wordt de sleutel bloedheet toch?' Ik knik betekenisvol. 'En hij brengt ongeluk?' vraagt hij alsof hij me wil testen. Dat brengt me even in de war. 'Niet dat ik weet.' zeg ik verbaasd. Ik kan me in ieder geval niet heugen dat mij veel ongelukkige dingen zijn overkomen. Maar dan valt het kwartje.
'Kom op! Heb je dan helemaal niks in de gaten gehad?' hij klinkt een beetje teleurgesteld. Hij lijkt een beetje op een kleuter die trots een tekening aan zijn moeder laat zien maar die heeft geen tijd om te kijken. 'Wacht, bedoel je dat Fred's gebroken arm, het auto ongeluk en dat gevecht op school door die sleutel kwamen?' vraag ik verbaasd. 'Je vergeet de twee meest subtiele.' zegt hij enthousiast en hij klapt zelfs even kort in zijn handen. Als het niet ging om al het ongeluk in mijn leven de afgelopen week, dan had ik het misschien schattig gevonden.
 Volgens mij heeft moeder zojuist tijd gehad om naar de tekening te kijken denk ik droog.
Ik kijk hem vragend aan. 'Die zware regenstorm en het feit dat je niet meer zo goed met je beste vriendin overweg kan?' zegt hij alsof ik dat allang hoorde te weten. 'Komt dat door die sleutel?! Wacht, hoe weet jij dat eigenlijk? Draai het terug!' hoor ik mezelf zeggen en ik weet dat het allemaal  belachelijk klinkt. Ik voel in steek in mijn hart bij de gedachte dat ik dor Kyan KAty kwijt ben.
Weer lacht hij om mijn onwetendheid. 'Ik weet alles wat de sleutel weet...' zegt hij en het klinkt behoorlijk geheimzinnig maar ook gestoord. 'Oké dan... Dat is eng' Ik besluit hier verder niet op in te gaan, dat zou toch geen zin hebben. Bovendien zijn er meer dingen die ik wil weten. 'Hoezo is de sleutel de reden dat je zo lang vast hebt gezeten?' vraag ik nieuwsgierig. 'Omdat de meeste normale mensen die de sleutel vinden hem maar een korte tijd met zich mee dragen. Als ze merken dat hij bloedheet wordt of allerlei ongeluk veroorzaakt gooien ze hem meestal weg. Maar jij bent niet zo slim als de meeste mensen volgens mij.' Hij grinnikt in zichzelf. 'Je was te nieuwsgierig. Er is meer voor nodig dan een bloedhete, vliegende sleutel om jou af te schrikken.' grapt hij. 'Ja daar heb ik vaker last van.' mompel ik chagrijnig. Ik had kunnen weten dat dit een slecht idee was. Kijk waar ik nu mee zit...

'De mensen die wel zo ver kwamen dat ze het kistje openmaakte vluchtte altijd weg zodra ze de draaikolk zagen. Jij hebt het tot nu toe het langst volgehouden.' gaat hij verder. 'Het is al een tijd geleden dat ik voor het laatst een gesprek met iemand heb gehad.'  Hij kijkt me veelbelovend aan en loopt weer naar het raam en kijkt naar buiten, dan zucht hij. Niet geïrriteerd deze keer maar meer uit een soort triestheid. Hij houdt zijn handen achter zijn rug. Als ik hem zo bij het raam zie staan, wil ik hem niet storen. Het aanblik van de zon die op hem schijnt is te mooi, te zeldzaam en te vredig. Toch heb ik nog een vraag die ik hem graag wil stellen. 'En hoe ga je nou eigenlijk terug in het doosje?' vraag ik scheur mijn blik los van Kyan en richt hem op het openstaande doosje. Ik durf er een paar passen naartoe te zetten.
'Oh, je hoeft alleen de deksel er maar weer terug op te doen en de sleutel uit het slot halen zoals je bij een normaal kistje zou doen.' zegt hij achteloos. Dan snakt hij naar adem. 'Dat had ik niet moeten zeggen of wel?' zegt hij en hij draait zich naar me om maar precies op dat moment gooi ik de deksel dicht. Ineens is hij verdwenen. Als een wolkje dat uit elkaar wordt geblazen. Onder mijn hand voel ik hem nu bonken tegen de deksel in een poging om hem weer open te krijgen. Ik ben even verbaasd door de kracht waarmee hij dit doet maar ik pak vlug een ovenwant en draai de sleutel weer om. Ik heb geen zin meer om met hem te praten. Ik erger me kapot aan hoe hij om al mijn vragen lacht. Hij doet net alsof ik de vreemde ben.
Dan hoor ik mijn moeder roepen dat het eten klaar is. Wat een perfecte timing. Ik pak de sleutel op en zodra die buiten de deur van de zolder is koelt hij gelijk weer af, het is net alsof hij nooit zo warm is geweest. Voorzichtig hang ik hem terug om mijn nek en loop naar beneden.

Achter Slot en Grendel {VOLTOOID}Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu