Vluchten

275 14 1
                                    

We waren van het dak afgeklommen. Ik staarde naar de grond. Rain trok me mee naar de andere kant van het huis door een klein steegje. Op de hoek bleven we staan, ik zag hoe de wachters Peter wegvoerde. Ik beet op mijn lip om de tranen in te houden. 'We moeten weg Ocean! Het is niet veilig!' Ik knikte. Rain voerde me mee richting de stadspoort. 'Hoe wil je de stad uitkomen?' Vroeg ik verward. Ik zag Rain even nadenken. Toen pakte hij mijn hand en trok me mee naar de zijkant van de wachttoren. Hij legde zijn vinger op zijn mond en gebaarde naar boven. Ik keek omhoog en zag twee wachters op de toren staan. Rain trok me mee, we kwamen uit aan een stukje van de muur. Rain begon behendig omhoog te klimmen. Ik volgde hem voorzichtig. Net op het laatste stukje gleed mijn voet weg en viel ik. Een sterke hand greep mijn arm vast en trok me omhoog. Ik haalde opgelucht adem. We liepen een stukje over de muur en klommen aan de andere kant weer eraf. We renden het bos in.

Na ongeveer een kwartier gerend te hebben besloot Rain dat het tijd was om uit te rusten. 'Waar gaan we heen Rain?' Ik keek hem aan. 'We gaan door het bos en komen zo aan de achterkant van het paleis uit, zo kunnen we je vader bevrijden.' Ik knikte. We zaten een tijd in stilte. Het begon zachtjes te regenen. Een rilling liep over mijn rug heen. Rain had het blijkbaar gezien en stond op. Hij deed zijn jasje uit en legde het over mijn blote schouders heen, hij plofte zachtjes naast me neer. Ik keek hem dankbaar aan. Hij liet een klein glimlachje zien. 'Alles komt goed Ocean, dat beloof ik je.' Met betraande ogen keek ik hem aan. Hij sloeg zijn arm om me heen, zo vielen we in slaap.

De volgende morgen werd ik wakker door het gezang van een paar vogeltjes. Ik stond op en keek om me heen. Ik liep een stukje rond en zag een meertje. Ik liep erheen en ging op mijn knieën zitten. Ik sloeg wat water in mijn gezicht. Ik wou net opstaan toen ik opeens een hand voor mijn mond kreeg en iemand een arm stevig rond mijn middel sloeg. Ik probeerde wild om me heen te slaan. Ik werd meegetrokken naar de plek waar Rain nog lag te slapen. Ik zag nu dat er nog een andere man voor Rain stond. Zodra hij mij in de gaten kreeg stampte hij tegen Rain's been aan. Rain schrok wakker. Verbaas keek hij naar de man die hem wakker had gemaakt, toen kreeg hij mij in het oog. Hij sprong meteen overeind. 'Wat doen jullie hier?!' Vroeg hij boos aan de mannen. De mannen lachten beiden. 'We dachten: we brengen Rain maar weer eens een bezoekje.' Zei een van de mannen spottend. Ik probeerde me voorzichtig los te trekken uit de man zijn greep. Toen hij het in de gaten kreeg trok hij zijn arm nog sterker aan. 'Laat haar los!' Rain was razend. De mannen lachten beiden. 'Dat gaan we niet doen, jij bent ons nog zoveel verschuldigd. En nu we jullie zo lief zagen slapen samen wisten we meteen hoe we je terug kunnen pakken, en dat is door dit schatje van je af te pakken!' Rain balde zijn vuisten. Ik beet op de man zijn vinger. De man haalde zijn hand weg en duwde me hard op de grond. 'Jij vies mormel!' Schreeuwde hij. Ik kwam hard op de grond terecht. Rain rende meteen naar me toe en trok me tegen zich aan. 'Wat schattig! Het stelletje.' De mannen kwamen dreigend op ons af. Rain tilde mij al een stukje op. Net toen de mannen vlak voor ons stonden, stond Rain op en begon te rennen. Hij trok me dichter tegen zijn borst aan.

Na een tijdje rende Rain een grot in. Hij ging op zijn hurken zitten en hield me stevig vast. We hoorde de mannen langsrennen. Rain haalde opgelucht adem. Hij keek me indringend aan. 'Hebben ze je pijn gedaan?' Ik schudde mijn hoofd. Tranen vulde mijn ogen. Rain trok mij nog dichter tegen zich aan. Ik verstopte mijn gezicht in zijn borst. 'Wie waren die mannen?' Vroeg ik zacht. Rain slikte. 'Mijn oude maten, ik werkten samen met ze om overvallen te plegen en dingen te stelen. Volgens hun heb ik ze verraden en nu willen ze me dus terugpakken. Ik denk dat ze ons samen hadden gezien en dachten dat jij mijn vriendin was.' Ik knikte. Ik veegde mijn tranen weg en trok me uit Rain's armen. 'Zullen we weer verder gaan?' Rain knikte. Hij stond op en klopte het stof van zijn broek. We liepen verder.

Het begon al donker te worden. We besloten te stoppen, Rain maakte een vuurtje. We zaten voor het vuurtje en warmden onszelf. Ik keek omhoog, de sterren straalden hoog aan de hemel. Ik glimlachte en friemelde aan mijn medaillon. 'Wat is dat eigenlijk voor een ketting?' Vroeg Rain nieuwsgierig. 'Peter schijnt dit bij mijn geboorte gevonden te hebben, soms als ik het open kom ik in een andere wereld terecht. Het is net alsof ik dan over mijn ouders dingen leer.' Rain knikte. Het vuurtje ging langzaam uit en we waren tegen een grote boom aan gaan liggen. We keken allebei naar de sterren. Opeens schoot een liedje bij mij binnen en ik begon het zachtjes te zingen. 'Maakt niet uit wat je doet, al gaat het niet goed. De sterren aan de hemel schijnen altijd voor jou, waar je ook bent, wie je ook bent. Er is altijd een ster voor jou alleen..' Ik stopte. 'Wauw! Dat was prachtig!' Zei Rain haast fluisterend. Ik glimlachte. 'Dankje, volgens mij zong mijn moeder dit voor me toen ik nog in haar buik zat.' Rain sloeg zijn arm om me heen en trok zich dichter tegen me aan. 'Ik ben blij dat ik jou hem mogen ontmoeten Ocean.' Ik keek Rain aan. Hij boog zich dichter naar me toe.

Net op dat moment vloog er een pijl op ons af en plante zich in de boom net tussen onze gezichten. Geschrokken keken we waar het vandaan kwam. Er kwamen een paar wachters aangelopen. 'Kijk eens wat we hier hebben! Als dat Ocean niet is!' Ik slikte. Ik keek naar Rain, hij keek verbaasd alsof hij iets niet snapte. De wachters kwamen dichterbij. Toen zagen ze Rain pas. Ze schenen te schrikken, nog voor ik het door had waren ze weg. 'Wat was dat nou voor iets?' Vroeg ik verbaasd. Rain haalde zijn schouders op. 'Ik weet het ook niet.' Rain schoof een stukje van me vandaan. Hij gedroeg zich opeens ontzettend zenuwachtig. 'Is er iets?' Vroeg ik. Rain schraapte zenuwachtig zijn keel. 'Nee! Natuurlijk niet, wat zou er moeten zijn Ocean!' Snauwde Rain me toe. Ik slikte. 'Sorry.' Fluisterde ik. Ik draaide me met mijn rug naar hem toe en probeerde te gaan slapen.

De trilogie: Het sterrenkindWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu