Hoofdstuk 13, Toen ik wakker werd

394 6 6
                                    

-------------------------------------------------

Ik doe mijn ogen open en zie dat het donker is.  Ik draai me nog een keer om in bed om mijn ogen dicht te doen en verder te slapen. Opeens krijg ik een schok en zit rechtop in bed. Niet mijn bed besef ik mij.

Ik kan me helemaal niet herinneren dat ik naar bed was gegaan. En die gordijnen aan de linkerkant van de kamer kloppen ook niet, en waarom heb ik geen kleren aan. Verschrikt kijk ik kom me heen. Naast me voel ik iemand zich omdraaien. Ik kijk opzij en door een lichtstreepje die door de gordijnen heen valt zie ik dat het een onbekende jongen is. Ik voel een paniek aanval opkomen. Ik probeer me te herinneren wat er gisteravond gebeurd was, maar mijn hersenen laten mij in de steek.

Niks. Helemaal niks kan ik me herinneren. Zachtjes stap ik uit het vreemde bed. Naast het bed zie ik vaag in het donker een stoel staan. Ik zie m'n kleren daar op liggen en mijn tas. En wat is die pijn daar beneden. Het brand enorm. Ik snap er helemaal niks van. Snel kleed ik me om en loop naar de deur. Voorzichtig open ik hem. Gelukkig is die niet op slot. Zacht loop ik de kamer uit. 

Nog steeds met de vraag. Waar ben ik en hoe kom ik hier vandaan? Ik ben waarschijnlijk op de boven verdieping. want ik zie een trap naar beneden. Zacht loop ik naar beneden. Een klein lampje brandt in de hal. In de voordeur zitten sleutels. Zachtjes draai ik ze om en loop naar buiten. Het moet iets van 6 uur s'ochtends zijn, want het begint al een beetje licht te worden. 

Eenmaal buiten zet ik het op het rennen. Waarheen weet ik niet. Ik moet alleen maken dat ik hier weg kom. 

 Ik ren de straat door. Doodse stilte, niemand die op dit tijdstip natuurlijk wakker is. 3 Straten verder merk ik dat ik buiten adem ben. Ik stop met rennen en loop rustig door. 

------------------------------

Herschreven 7-3-2016

Toen ze er nog waren...Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu