Hoofdstuk 55: Weer aan land

59 10 0
                                    

Ik frons wanneer Stefan het op die manier zegt. "Hoe vaak moet ik nou nog zeggen dat je haar gewoon Diana kan noemen..." Mompel ik, ook al weet ik dat Stefan er alweer vandoor is. Dat is ook zo'n dingetje van hem, dat ik en Diana een tweeling zijn. Hij vindt dat zo interessant, echt waar! Ik had beschreven dat niemand hun conversatie wilde starten wanneer ik en Diana in dezelfde ruimte waren, maar Stefan lijkt een soort van uitzondering te zijn; dan gaat hij geniepig Diana en mij om de beurt aankijken met samengeknepen ogen, en daarna lijkt hij wel een soort van andersom zoek-de-verschillen spel te doen, waarbij hij kijkt wat we allebei hetzelfde doen. Dan staan we daar gewoon, iedereen stil, en dan begint Stefan opeens naar ons te wijzen en te gebaren en zegt 'ie iets van 'ja, kijk! Die houding... precies hetzelfde!' En dan staan we hem zo lichtelijk gefrustreerd aan te kijken, niet wetend hoe we daarop moeten reageren, of dan gaan we expres het tegenovergestelde van elkaar doen. In ieder geval is het niet echt een fijn idee om er constant aan herinnerd te worden dat ik familie van dat kreng ben.

Ik en Maan zijn al naar het benedendek gegaan. We zijn bijna aan wal, we zoeken enkel nog een goede plek langs de pier om via daar aan land te kunnen gaan. Ik begin al wat enthousiaster te worden en ik glimlach naar de Fenrinse kust die steeds dichterbij komt. Ik kijk dan de groep rond; Felice staat vlakbij mij en kijkt tevreden naar het eiland. Ze lijkt ontspannen, vast omdat de temperatuur van die van Fenrin niet veel verschilt met die van Kanta Tribo en deze plek haar daardoor een meer aangenaam gevoel geeft. Verderop staan Anna, Stefan en Maan met elkaar te praten. Anna staat gewoon bij hun al zegt ze niets terwijl ze haar blik regelmatig wisselt van de twee jongemannen naar het eiland en weer terug. Maan en Stefan praten luid en enthousiast met elkaar over de verwachtingen van Fenrin, vaak hoor ik ze lachen. Diana zit nog steeds in het kraaiennest terwijl ze van bovenaf roept om te communiceren met enkele bemanningsleden om het laatste stukje het beste te kunnen varen.

Dan kijk ik om me heen om Joris te kunnen zien, maar ik spot hem nergens. Ik frons en ga dan weer naar binnen, naar de studeerkamer. Daar zie ik hem nog zitten, nog steeds aan het lezen of als we er nog lang niet zijn. "Joris..." Zeg ik alleen, een vage ondertoon in mijn stem, want ik begrijp niet waarom hij hier nog zo zit. Hij zucht en kijkt dan op, "Ik weet wat je denkt," begint hij. "een hoop Fenrins waren eerst Ljords... ze zijn gevlucht nadat ik van de troon ben gestoten door Tom. In het citadel praatte ik soms met een Fenrinse gevangene.. en Jurgen... hij is nu keizer, heeft het allemaal voor elkaar nu, prachtig land, mooie architectuur... ik? Ik ben niks meer, heb geen land meer, geen macht, geen rijkdom, geen eigendommen... om dit volk nu onder ogen te moeten zien is mij nu nog te veel en te gênant voor woorden, daarom heb ik besloten om hier nog te blijven." Legt hij uit, geen twijfel in zijn stem. Hij wilt duidelijk hier blijven.

Ik knik begrijpend, als ik in zijn schoenen zou hebben gestaan zou ik al überhaupt moeite hebben gehad met het meegaan met deze boot. "Goed dan... ik zie je later dan wel weer, en ik beloof het om hier terug te gaan om jou ook op de hoogte te houden" Verzeker ik hem, en Joris knikt dankbaar. Ik glimlach even voordat ik dan weer de studeerkamer verlaat en de deur achter mij dichttrek. Dan ren ik gauw weer terug naar het benedendek, waar de rest al op mij stond te wachten. Maan komt naar mij toe gelopen met een lichtelijk verwarde blik. "Jij ging toch Joris halen?" Vraagt hij terwijl hij zijn handen in zijn zij legt en weer naar het steeds naderende eiland kijkt.

"Hij gaat niet mee," Vertel ik en ik kijk eerst naar Maan's reactie voordat ik verder vertel, aangezien hij mij nu nog verwarder aankijkt. "de reden daarvoor vertel ik later wel." Zeg ik snel voordat ik meer naar de voorkant van her schip loopt, waar Stefan ook al staat. Als leiders van een land moet je jouw volk natuurlijk wel goed representeren als je aankomt in een ander kingdom. Vooral aangezien dat in Midusa niet echt lekker ging bij mij -mijn gezicht vertrekt van schaamte elke keer wanneer ik eraan terugdenk- dus heb vandaag extra meer mijn best gedaan om er wat beter uit te zien.

Na een tijdje komen we aan bij de haven, en er zijn verassend veel mensen die vanaf wat pieren aan het kijken zijn hoe wij aan komen varen, maar ze staan wel allemaal op afstand, en als ik dan wat preciezer kijk dan zie ik dat ze een beetje naar de kant worden begeleidt door wat soldaten -maar volgens mij noem je die in Fenrin samurai- zodat er ruimte wordt gemaakt om voor ons aan te komen. Als we dichtbij genoeg zijn worden er touwen overboord gegooid en worden die aan de kade vastgemaakt door wat Fenrinse mannen die zo te zien daar bij de haven werken. Een paar andere bemanningsleden van dit schip laten het anker zakken en ik kijk om me heen of ik Jurgen al kan zien.

Ik zie hem dan op de pier staan, omringd door wat samurai gekleed in rode tinten terwijl hijzelf in het midden tussen hen in staat met zijn handen achter zijn rug en een tevreden blik op zijn gezicht. Nadat de loopplank is uitgeschoven loop ik als eerst van het schip af, de pier op. Na mij volgt Stefan. Jurgen stapt naar voren om ons te begroeten.

"Gegroet heren," Hij kijkt dan het schip rond en spot Diana, Felice en Anna, "en dames..." voegt hij met een hartelijke glimlach toe. "welkom in Fenrin!"

She Came BackWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu