Proloog

13 3 4
                                    

~•@•~

Een donkere gedaante kwam stap voor stap een donkere stekelige braamstruik uit gelopen. De gedaante had een lange zwarte jas aan met een hoge punt muts waardoor je de ogen van de gedaante net niet kon zien. In zijn/haar handen had de gedaante een lange wandelstok bijna net zo groot als de gedaante zelf met er boven op een bol ongeveer net zo groot als een handpalm. Verder was er niet veel aan de gedaante te zien. Alles was pikkedonker. Langzaam liep de zwarte gedaante verder. Je hoorde hoe de hakken zachte klopjes maakten op het smalle grind-padje. De gedaante keek omhoog naar de maan. De maan leek er haast niet te zijn, zo dun was de maan. Alles was donker. Geen straatlantaarn was aan, geen huis in de buurt, niemand te horen of te zien alleen de zwarte gedaante.

Het leek er haast wel verlaten. Zo donker was deze plek. Niks, geen vleugje vrolijkheid, Niks. Niks meer dan donker en duisternis. Nadat de gedaante weer naar beneden had gekeken. Zette de gedaante een gemene, valse glimlach op en knipte in zijn/haar vingers. Een andere gedaante kwam achter een boom vandaan. Ook deze had een en lang gewaad met een hoge punt muts en een wandelstok. De twee gedaantes begroeten elkaar met een kort knikje. Vanaf de andere kant kwam nog een gedaante aangelopen deze leek precies op de eerste twee gedaantes. De gedaante knikte eerst kort naar de eerste gedaante en daarna gaf die de tweede een hand.

Samen liepen ze verder. Na iets van 10 minuten gelopen te hebben. Murmelde de eerste gedaante iets met een schrille oude stem. 'Hier zou het moeten zijn.' Ze stonden nog steeds op het smalle grind-padje. De eerste gedaante liep naar voren terwijl de andere gedaantes bleven staan. Met zijn/haar voet veegde de gedaante het grind van het padje aan de kant. Er kwam een donkere-rode cirkel tevoorschijn die ongeveer net zo groot was als een waterput. In die cirkel liepen er drie stroken naar het midden Waar ook net iets om het midden van de grote cirkel liep nog een kleinere cirkel liep. Aan de buitenkant van de grote cirkel waren nog drie kleine rondjes. De gedaante zette zijn wandelstok in het midden van een het kleine rondje. Het paste precies. Hij maakte een handgebaar naar de andere gedaantes en die kwamen ook aangelopen om zijn voorbeeld te volgen.

Nadat ze alle drie hun wandelstok in de cirkel hadden gezet. Pakten ze de stokken weer vast en begonnen ze tegen ze stokken aan te drukken zodat de hele cirkel mee begon te bewegen. Na een tijdje begon de cirkel naar beneden te draaien. De middelste cirkel ging veel sneller naar beneden en kwam daarna weer naar boven met een wit glinsterend kristal erop. Uiteindelijk was de grootste cirkel iets van een meter naar beneden. En de middelste cirkel op buik hoogte. De eerste gedaante pakte het kristal vast en trok het van de middelste cirkel af.

KLIK,

de kleine cirkel viel naar beneden en werden de stokken van de gedaantes uit de kleine cirkels geschoten. En kwamen er drie rode vuurpijlen uit de kleine cirkels. BOEM!
'Rennen!' Schreeuwde de eerste gedaante weer met een oude schrille stem. Snel pakten ze hun stokken van de grond en renden ze weg met het kristal in hun handen en verdwenen ze weer in de duisternis alsof ze er nooit waren geweest.

~•@•~

De maansverduisteringWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu