Proloog

22 1 0
                                    

Proloog;

Ik opende mijn ogen in een ziekenhuisbed.

Alles was wazig en mijn hoofd voelde licht en hol. Ik keek naar mijn handen, ze zaten vol pleisters en littekens. Ik kon me niet herinneren wat er was gebeurd en mijn hoofd bonkte als ik probeerde alles wat er was gebeurd weer voor mijn geest te halen. Ik voelde hoe mijn hart het bloed door mijn aderen pompte, en voelde hoe mijn slapende benen langzaam wakker werden.

Ik keek vermoeid om me heen en nam de ruimte in me op. Het was niet dezelfde ruimte waar ik al zo vaak in had gelegen. Het had dezelfde sfeer en dezelfde inrichting, maar het was niet dezelfde kamer, niet zoals thuis.

'Ah, meneer Briggs. Ik zie dat u bent ontwaakt. Hoe voelt u zich?' Ik keek op van mijn handen en zag een jonge vrouw in de deuropening van de kamer staan met een lieve glimlach en een dienblad met daarop medicijnen.

'Hoe kom ik hier?' vroeg ik. De dame keek mij bezorgd aan en kwam aan het voeteneind van het bed zitten. 'Kunt u zich niets meer herinneren, meneer Briggs?' ze legde voorzichtig de rug van haar slanke hand op mijn voorhoofd. Ik deed mijn best, maar ik kon alleen mijn eigen naam herinneren. Ik schudde mijn hoofd, waardoor deze weer begon te bonken.

De zuster stond op en haalde een rolstoel uit de hoek van de kleine ziekenhuis kamer. 'Er is iemand die u wil zien, meneer Briggs. Zou u willen proberen of u in de rolstoel kunt stappen?' Ik vroeg mij af wie diegene was, ik kon mij niemand voor de geest halen die mij zou willen zien.

Met moeite zwaaide ik mijn benen over de rand van het bed, en klom langzaam maar zeker in de rolstoel. De zuster duwde mij voorzichtig door de deur van het kamertje.

Ik rolde over de mat-oranje vloer, richting een grote zaal met een hoog plafond dat waarschijnlijk de kantine was.

Er liepen allemaal mensen rond in witte overalls, veel van hen hadden verband of gebroken ledematen, maar vooral waren er heel veel mensen met zuurstofmaskers. 'Wat is er gebeurd? Waarom zijn er zoveel gewonden?' Vroeg ik aan de zuster, maar ze ontweek mijn vraag. 'Niets om u nu zorgen over te maken, geef uw hoofd een beetje rust.'

We liepen nog een stukje verder door de kantine. In de muren van de zaal zaten grote ramen, waardoorheen ik de miljoenen sterren op het eindeloze zwarte doek van de ruimte zag glinsteren. De grote onbekende leegte van het heelal overspoelde me met een overweldigend gevoel.

Het deed me denken aan een naam. Triomf. Wat het betekende wist ik niet meer.

Ik werd uit mijn gedachten geschud door de stem van de zuster. 'Meneer Briggs, mevrouw Ellington heeft deze twee maanden dat u in coma heeft gelegen op u gewacht. Ik hoop dat u zich haar kunt herinneren.' Vertelde ze me met een bezorgde ondertoon in haar stem.

Voor mij stond een vrouw, een mooie vrouw. Ze stond daar voor mij, met tranen die glinsterden in haar grote blauwe ogen, bekende ogen. Ze liep half rennend naar mij toe en omhelsde me stevig, alsof we oude geliefden waren die elkaar in jaren niet hadden gezien of gesproken.

Haar donkerbruine haar viel over mijn schouders terwijl ze me vasthield en de tranen over haar wangen stroomden. Ze rook sterk naar kaneel, vers brood en bloeiende sering.

Ze ging met haar gezicht een paar centimeter van mijn gezicht af voor mij zitten, terwijl de zoute tranen van geluk haar wangen nog bevochtigden. Ze keek me aan met een droevige glimlach en sprak; 'Noiden, ik ben het, Yimmè.'

En toen kwam alles terug-


Hatching Planet (NL)Where stories live. Discover now