Hoofdstuk 1

42 2 0
                                    

Mijn voeten rennen zo hard ze kunnen, ik snel de trap af. Ik moet harder, nog harder. Ik hoor een kogelschot, mijn oren suisen. Atomatisch druk ik mijn handen hard tegen mijn oren, het helpt niet. De trap houdt op, en ik ren zo hard ik kan naar de volgende. Nog een schot, nu nog harder. Mijn oren suisen niet meer, in plaats daarvan is het  akelig stil. maar mijn proiriteit ligt nu heel ergens anders. Ik moet nog een trap, de laatste. De laatste voordat ik beneden ben en naar buiten kan. Ik ben er. Overal is rook, een verstikkende geur dringt mijn neus binnen. Mijn hersens gaan te keer. Snel druk ik kijn hand tegen mijn neus, zoals ik heb geleerd. Ik dwaal door de rook, opzoek naar een uitgang. Hebbes, een deur. Maar hij is op slot. Andere kant op. Ik hoor niets meer, dus ik heb geen idee waar die gek met het pistool uitangt. Ik ren zo hard ik kan, tot ik iets hards voel neerkomen tegen mijn slaap.

Ik val versuft op de grond, gedesorienteerd. "opstaan, opstaan! " maalt het door mijn hoofd. Ik klauter overeind en ga voorwaarts. Alles wat ik tegen kom valt op de grond, ik maai alles weg. Het maakt me ook niet meer uit van wie dit huis was, het enige wat nu telt is mijn eigen leven. En daar heb ik aardig wat voor over. Onderweg haal ik mijn arm open aan een uistekende spijker, maar mijn paniek verdoofd de pijn meteen. Alles draait, maar ik moet verder. Rennend zak ik op de grond in elkaar, en pas dan drinkt de pijn tot me door. Hevige steken door mijn hele lichaam zorgen ervoor dat ik schreeuw, en hard ook. Ik schreeuw alles bij elkaar. Al denk ik niet dat ook maar iemand het zal horen. Ik vraag me af waar de andere mensen blijven, ze moeten toch hebben gemerkt dat ik er niet ben? Ik draai mijn hoofd, en ze het bordje met nooduitgang stralen. Mijn redding. Ik verzamel alle kracht die ik in me heb, en kom langzaam overeind, ik sta op en stropel de richting uit die het bordje aanwijst. ik kom uit bij de voordeur. Ik heb hem gevonden. Eindelijk.

Mijn hand ligt al op de klink als een stevige hand mijn schouder stevig beet pakt. Pijn scheuten schieten door mijn hele lichaam. Ik draai me om en mijn ogen worden groter, want degene die voor me staat is niet degene die ik verwacht had te zien. Het is iemand die me eng bekent voor komt. Ik probeer mijn vuisten te gebruiken, maar op het moment dat ik dat doe, wordt ik naar de grond geslingerd. Mijn lichaam ligt daar als een hoopje mens, machteloos. Voordat ik buiten westen raak, mompel ik nog wat, maar ik ben bang dat het niet te verstaan is. Ik wordt, half slapend, opgetild en meegenomen naar boven, waar ik op een bed wordt gelegd. Ik voel iets in mijn arm prikken, waarna alles langzaam donker wordt.

Dit is mijn eerste boek, dus verwacht er niet te veel van!! Comment en vote alsjeblieft als je het leuk vindt!

RainingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu