18. Het hoofdstuk waarin ik gek word (letterlijk!)

36 4 0
                                    

Nog voor ik kan proberen op te staan begint de koepel weer te groeien maar dit keer in een razendsnel tempo. Vanuit de bovenkant schieten rood-oranje vonken de lucht in richting het dorp. Met een schok besef ik me dat het vuur is.
Deze situatie lijkt veel op mijn nachtmerrie van laatst, alleen, besef ik me met een schok, is Kyan de slechterik. Ik probeer zo goed al kwaad achteruit te kruipen. Hoe dichterbij de felrode wand komt, hoe warmer het wordt. De temperatuur stijgt tot een onaangename warmte die amper te verdragen is. Als ik niet vlug maak dat ik hier wegkom verschroei ik straks nog levend. Maar ik ben niet snel genoeg. Angstig achteruit schuifelend moet ik toekijken hoe de rode muur niet verder weg van me is dan 10 meter, en dan nog maar 8 meter, 5 meter...
Op het moment dat het zo warm is dat het bijna niet meer te houden is geef ik op en knijp ik mijn ogen stijf dicht. Als ik nu omkom in deze brand hoef ik in ieder geval geen pijn meer te leiden... Ieder moment kan ik nu verzwolgen worden door het rood maar dan is het enige wat ik voel dat de warmte afneemt en de straaltjes zweet die over mijn rug lopen. Ik open mijn ogen en zie tot mijn verbazing dat ik in de rode koepel sta! Ik bekijk mezelf. Door de hitte is bijna al het vocht uit mijn kleren verdampt. Ik ben alleen nog ontzettend vies van het grind en als ik aan mijn lip voel, voel ik dat er een straaltje bloed langs mijn mondhoek loopt.
En dan zie ik, een stukje verder op, Kyan staan. Hij staat met zijn rug naar me toe, te kijken naar iets in zijn handen. Volgens mij heeft hij helemaal niet in de gaten dat ik er ben. 'Kyan...' zeg ik ademloos, het was eruit voordat ik er erg in had. Met een ruk draait hij zich om. De verbazing is direct van zijn perfecte gezicht af te lezen. Zijn ogen, donkerder dan ooit, kijken kwaad en nieuwsgierig tegelijk naar me. Pas nu kan ik zien wat hij in zijn handen houdt: het is de sleutel. De rozen glimmen angstaanjagend in het licht van de koepel. 

Dan snap ik plots wat zijn plan is. Ik kan me nog goed herinneren wat hij geantwoord had op mijn vraag toen we elkaar net ontmoetten:

'Nou vertel me, kan iedereen jou zien, of alleen ik?' vraag ik na een korte stilte om maar van onderwerp te veranderen. 'Goede vraag.' complimenteert hij me met een grijns. 'Niet iedereen kan mij zien. Alleen degene die de sleutel ooit hebben gezien, kunnen mij zien. Ik zou zo met je mee naar school kunnen wandelen zonder dat iemand me ziet. Tenzij je de sleutel al aan iemand hebt laten zien natuurlijk.' 

'Nee! Dat kun je niet doen! Je kunt jezelf niet laten zien, mensen zijn al doodsbang.' zeg ik en mijn ogen worden groot van schrik. 'Jij bepaald niet wat ik wel of niet mag doen.' bijt hij me toe. 'Jij bent tenslotte degene die het kistje open heeft laten staan. Het zou alleen maar normaal zijn dat ik daar gebruik van zou maken. Zodra iedereen deze sleutel heeft gezien ben ik zichtbaar voor hen en hoef ik deze stomme licht bol niet meer te gebruiken.' Hij kijkt om zich heen. Hij is duidelijk niet tevreden met deze belemmering. De sleutel die hij eerst in zijn hand hield, zweeft nu een paar centimeter boven zijn handpalm. Als zijn gezicht niet in een permanente frons had gestaan had ik misschien gezucht van opwinding. De sleutel lijkt een gouden gloed uit te stralen terwijl hij steeds hoger en hoger stijgt. Ik sta aan de grond genageld, over een aantal seconden zal iedereen Kyan kunnen zien en ik kan niks doen om het te stoppen. Ik kan hem niet aanraken en de sleutel is inmiddels ver buiten mijn bereik.
'Kyan, alsjeblieft, doe het niet. Voor mij. Mijn ouders en vrienden zijn op dit moment in gevaar. Ik maak me zorgen om hen. Dit kun je onschuldige mensen niet aan doen. Je hebt al van alles in de fik gezet, mensen zijn bang, je punt hebt je punt nu toch wel bereikt?' Ik blijf maar praten in een poging hem af te leiden. Het lijkt te werken. De sleutel stopt met stijgen en blijft hoog in de lucht hangen. Ik zie hoe Kyan's ogen opeens van donker naar licht schieten en weer terug. Zo snel heb ik ze nog nooit zien veranderen. Ook de honinggeur in de koepel zwakt af. De blik in zijn ogen kan ik niet helemaal doorgronden. Maar ik weet wat dit betekend: ik heb ergens een zwakke plek geraakt.
Dan schud hij zijn hoofd alsof hij een nare gedachte uit zijn hoofd probeert te gooien. Hij kijkt me aan, geeft een scheef glimlachje en met een knip van zijn vingers en een gigantische knal schiet de sleutel uit het dak van de koepel. Ik schreeuw.
Een wolk van warme lucht drukt me tegen de grond en maakt zelfs enkele brandwonden op mijn armen. Ik zet mijn tanden op elkaar van de pijn en vloek zacht. Het is alsof er een regen van glasscherven op me neerdaalt en ook al weet ik dat dit niet zo is, toch druk ik me nog dichter tegen de grond. In werkelijkheid zijn die glasscherven iets wat lijkt op hele warme hagelstenen. Ik gil van schrik en pijn. Ik heb in geen tijden me zo verschrikkelijk gevoeld. Eerst heb ik het zo koud dat ik het gevoel heb alsof mijn vingers er af gaan vallen en het andere moment heb ik het zo heet dat ik brandwonden oploop. En dan heb ik het nog niet eens over die keren dat ik gevallen ben. Het voelt zo onderhand alsof mijn spieren in brand staan van het rennen en mijn rug doet zeer.
Kyan loopt een paar stappen van me vandaan en heft zijn handen op. Meteen steekt er een harde wind op en vliegen er verderop zeker 4 bomen in brand. 'Kyan! Nee!' schreeuw ik uit alle macht maar hij luistert niet. Uit pure frustratie pak ik een steen en gooi die naar zijn hoofd. Het is een vreemd gezicht om te zien hoe de steen dwars door zijn hoofd heen valt maar het heeft wel het gewenste effect. Kyan draait zich langzaam naar me toe, enigszins geïrriteerd. Mijn stem breekt als ik zeg 'Alsjeblieft, doe het niet. Je bent beter dan dit, dat weet ik.' Er heerst een stilte waarin de wind nog harder gaat waaien. Dan zegt hij 'Ik moet het doen, ik heb het mezelf tegoed.' Zijn stem trilt en dat is voor het eerst dat ik dat hoor. 'Maar, je...' probeer ik nog. 'Jij weet niks! Ik voel niks, echt niet!' nu trilt hij ook fysiek en het klinkt meer alsof hij zichzelf probeert te overtuigen want hij kijkt me niet eens meer aan. Nog nooit heeft hij getrild, ik weet niet waar het vandaan komt en ik kijk hem verward aan. Zonder dat ik het wil verschijnen er tranen in mijn ogen die ik koppig weg probeer te vechten.
'Doe gewoon wat je wordt opgedragen, dan leidt je het minste pijn.' Zegt hij stil en hij trilt nog steeds heftig. Het is het liefste wat hij deze afgelopen paar dagen tegen me heeft gezegd en even ben ik in de war. Door zijn toon en de woorden zelf. Nog voor ik iets tegen hem kan zeggen heeft zij zich ineens omgedraaid. Hij is gestopt met trillen en lijkt zelfs steviger op zijn benen te staan dan ooit, hij kijkt me met een koude blik aan. 'Ga.' is het enige wat hij zegt. Plotseling voel ik me heel draaierig van binnen en wordt mijn zicht vaag. Wind kolkt om me heen en twee seconden later sta ik ineens weer in de stad tussen een schreeuwerige mensenmassa. Overal kijken mensen met bange gezichten om zich heen en huilen er kinderen. Als het zoveelste huis in brand vliegt komen er mensen gillend naar buiten rennen, Kyan is nergens meer te bekennen.
Heeft hij me nu geteleporteerd? Niemand lijkt te hebben gemerkt dat ik uit het niets ben verschenen, iedereen is druk bezig met zichzelf. Ik hou mijn hart vast voor al deze mensen, niemand weet wat hen te wachten staat en ook ik besef me nu dat ik Kyan's krachten gigantisch onderschat heb.
Het is snikheet. Het liefst zou ik in een balletje op de grond willen gaan liggen, ergens in een hoekje zo ver mogelijk van al dat vuur vandaan. Toch begin ik me zo snel mogelijk weer een weg door de menigte te banen. Ik weet niet wat ik wil gaan dien of waar ik heen wil. Het is te laat om Kyan nu tegen te houden. En zelfs al zou ik op tijd zijn, mijn lichaam zou opnieuw zo'n lange afstand rennen niet volhouden. Maar ik moet iets! Ik moet mensen waarschuwen, ik moet...
Dan verschijnt er aan de hemel opeens een gouden bol. Iedereen stopt waar hij of zij mee bezig is en kijkt nieuwsgierig omhoog, ik ook. Als ik beter kijk, zie ik ineens dat het het rozensleuteltje is. Bij de herkenning van het sleuteltje voel ik me ineens merkwaardig licht worden vanbinnen. Uit het niets hoor ik een diepe stem in mijn hoofd die steeds hetzelfde woord herhaalt 'Volg, volg, volg, VOLG!' Het klinkt compleet logisch voor mij, ik voel me nu toch te donzig van binnen om me zorgen te maken over onbenullige zaken zoals stemmen in mijn hoofd. 'Volgen.' mompel ik tevreden en ik merk dat andere mensen om mij heen hetzelfde doen. Het voelt zo prettig om niet zelf na te hoeven denken en gewoon te kunnen luisteren. Er vormt zich een grote roze wolk in mijn hoofd die al de herrie en pijn naar de achtergrond doet verdwijnen en ik glimlach.
Met zijn alle lopen we voor wat wel een eeuwigheid lijkt, maar het voelt zo fijn om gewoon die stem te kunnen gehoorzamen.
Maar dan, tot mijn ergernis, hoor ik een andere stem in mijn hoofd, mijn eigen stem. Eerst zacht, zo zacht dat ik hem eerst niet op merk. Maar langzaam wordt hij steeds harder. Ik erger me er aan, hij verstoort mijn mooie humeur!
Die stem zegt: 'Wat nou volgen? Kijk om je heen! Waar is Kyan?' Zou die stem gelijk hebben? Ik scheur mijn blik los van de sleutel en in die split-second besef ik me ineens wat Kyan bedoelde met doe gewoon wat je wordt opgedragen, dan leidt je het minste pijn. Een stekende pijnscheut gaat dwars door mijn hele lichaam en ik kan het wel uitschreeuwen van de pijn. Het voelt alsof iedere vezel in mijn lichaam gemarteld wordt. De verleiding is zo groot om weer terug te kijken naar de sleutel maar iets houd me tegen.
Als je me later gevraagd zou hebben wat er in hemelsnaam door me heen ging, had ik je daar denk ik geen antwoord op kunnen geven. Het enige waar ik aan kon denken was Kyan en dus begin ik als een gek te rennen. Mijn pijn is op volle sterkte en wordt erger als ik een nieuwe stekende pijn in al mijn ledematen voel. Dat maakt het lastig om me vooruit te bewegen maar ik ga in ieder geval sneller dan de rest van de mensen.
Ik zie nu duidelijk hoe stom dit tafereel er uitziet. De straat is vol met mensen die allemaal met glazige ogen in een soort sjokkend tempo vooruit wandelen. Naar boven kijkend, glimlachend, gelovend dat ze op weg zijn naar iets fijns. Het lijkt wel een horde zombies! Allemaal zijn ze gehypnotiseerd en onder de macht van de sleutel. Geen een van de sjokkende mensen schijnt net zoals ik de verleiding te hebben om weg te kijken.
Er volgt nog een pijnscheut, als een soort herinnering dat ik naar de sleutel moet kijken, maar ik weiger en blijf met mijn ogen op de tegels gericht, tussen de mensen door rennen. Ik zie bejaarden, mensen met kinderen en zelfs koppels die hand in hand lopen. Allemaal gaan ze in dat langzame tempo, met hun hoofden naar de sleutel kijkend, vooruit. Niemand lijkt zich van mij bewust te zijn en er zijn zelfs geen boze reacties als ik mensen aan de kant duw om er langs te kunnen. Het is bizar. Als ik voor en achter me kijk, zie ik nog honderden en honderden andere mensen lopen, de straten zijn zo volgepakt dat het zwart ziet van de mensen.
Een nieuwe pijnscheut, die ik niet aan zag komen, zorgt er voor dat ik voorover val en het uitschreeuw van de pijn. Ik schaaf mijn handen aan het harde asfalt en het levert me ook een bloedende knie op. Vloekend kom ik weer overeind. Half rennend, half strompelend ga ik weer verder
Als ik het patroon goed heb, kan ik na iedere 2 minuten een nieuwe, verschrikkelijke pijn verwachten. Dat betekend dat ik nu mijn volgende 2 minuten het beste kan benutten door verder te gaan.
Drie straten verder wordt ik weer getroffen door een stekende pijn die me doet wankelen. Ik bots tegen een aantal mensen aan. Uit gewoonte draai ik me om zodat ik me kan verontschuldigen maar wat ik dan zie raakt me meer dan alles wat ik tot nu toe gezien heb. Voor me staan mijn moeder en Fred, hand in hand. Ze kijken glazig omhoog en lijken zich er totaal niet van bewust dat ik voor hun neus sta. 'Mam? Mam! Wakker worden, het kan! Mam... Mam ik ben het, Jessica.' Ik krijg tranen in mijn ogen als ik merk dat ik haar aandacht niet kan trekken. Ze zit in een soort trance. Ik sjor aan haar arm maar ze kijkt me niet eens aan, ze wankelt alleen maar.
Ik zal ze achter moeten laten en door moeten rennen... Een volgende pijnscheut maakt dit voor mij glashelder en ik begin me weer een weg te banen tussen de mensen door. Door afgebrande straten en langs brandende bomen en auto's. De harde wind waait de rook alle kanten op, ook mijn gezicht in. Het inademen van die rook zorgt er voor dat het voelt alsof mijn keel in brand staat en mijn ogen beginnen te prikken en tranen. Hoestend en proestend, met een wazig zicht ren ik verder. Met nog maar een paar straten te gaan probeer ik mijn pijntjes zo veel mogelijk te negeren.

Ik heb inmiddels alle mensen achter me gelaten en ren nu voor ze uit, opzoek naar Kyan. De rook wordt steeds dichter en ik vermoed dat het niks met brand heeft te maken, maar dat dit gewoon een zoveelste truc van Kyan is. Ik merk ook, dat hoe verder ik ren, mijn pijnscheuten steeds iets eerder komen en langer duren. Het is alsof het me open rijt van binnen uit. Een verschrikkelijke pijn waarvan ik alleen nog maar zou willen gillen, mijn leven lang. Het is duidelijk dat Kyan geen pottenkijkers wil.

Ik kom nog maar een aantal tientallen meters verder voordat ik op de grond plof. Een dreun die mijn botten doet kraken. Wonder boven wonder is de rook wel opgetrokken en dankbaar adem ik frisse lucht in. Als ik over mijn schouder kijk zie ik de rook als een soort dichte muur achter me liggen. De rook heeft me ontzettend verzwakt en ook de pijn, die nu onophoudelijk doorgaat, maakt het er niet beter op. Eigenlijk wil ik mezelf alleen nog maar oprollen tot een balletje en heel hard schreeuwen, net zolang tot de pijn ophoudt.
Maar ik moet Kyan vinden, het moet! Ik wil het... Als ik hier dan straks toch dood zou gaan van de pijn wil ik in ieder geval Kyan gezien hebben. Het maakt me niet uit of hij wel of niet iets voor me voelde. Het maakt allemaal niet meer uit! Ik wil me gewoon weer fijn voelen. En pas dan dringt het tot me door.
Ik lig hier, ik kan nergens heen. Er is een horde van mensen onderweg, een gigantische hoeveelheid die me zo meteen waarschijnlijk zal verpletteren. Maar ik kan nergens heen, ik ben alleen, en zal dat blijven.
Ik ben omringd door flarden van vuur maar toch probeer ik zijn gezicht te vinden. Ik kan hem niet vinden... Ik wil hem nog een keer zien, is dat te veel gevraagd? Suf til ik mijn hoofd nog wat verder op en terwijl ik me door de pijn steeds zwakker en zwakker voel, roep ik met mijn laatste krachten nog zijn naam. Mijn stem is niets meer dan een raspend geluid.
Dan zie ik hem in de verte opdoemen met een kwaadaardige lach op zijn gezicht. De vlammen laaien nog hoger op en het gaat nog veel harder waaien, alleen al door zijn aanwezigheid. Na al die tijd dringt het nu pas tot me door hoe gevaarlijk hij eigenlijk is.

Het laatste wat ik zie is het verdwijnen van zijn lach op zijn perfecte gezicht en een verscheurde blik die verschijnt in zijn ogen.

Met een betraand gezicht kijk ik hem aan. Gaat hij voor de hele wereld of zit er toch nog iets in hem dat mij alleen zou willen redden?

Dan val ik weg...

Achter Slot en Grendel {VOLTOOID}Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu