5.

5 0 0
                                    

Ik werd wakker door de geur van verbrand vlees. De boom waar ik in zat werd omringd door rook. De rook prikte in mijn ogen en ik moest een paar keer hoesten. Ik hoorde schelle hoge stemmen vanonder de boom komen. Ik kon door de rook niet veel zien, maar de stemmen waren duidelijk. 'Ik ben blij dat we eindelijk een keer iets normaal en groots te eten krijgen,' zei een van de stemmen. Zijn stem klonk hoog en vals en het moest me denken aan een typische heksen stem. 'Ik ook. Ik ben die kleine konijnen zat. Dit is pas een maaltijd,' zei een andere stem. 'Ik vraag me alleen af hoe hij gedood is. Bijna niemand krijgt dat zomaar voor elkaar. Het zal vast wel de koningin zijn geweest of haar zoon,'. Ze hadden het over Flynn bedacht ik me. 'Dat weet ik nog niet zo zeker, de koningin komt bijna nooit uit haar kasteel,'. Ik dacht terug aan de ijzige blik van de koningin en rilde. Ze zag er inderdaad niet uit alsof ze er vaak op uitging. Ik verschoof me om te kijken of ik ze nu wel kon zien. De rook was wat weggetrokken en ik zag eindelijk van wie de stemmen waren die ik de hele tijd had gehoord. Onder de takken van de boom stonden twee kleine mannetjes. Ze waren een beetje groenachtig en ze hadden allebei een grote kromme neus. Ze porde met takken in het vuur dat ze aan het maken waren. Onder het vuur hing een stuk vlees aan een andere tak. Het moest een stuk van de stier man zijn. 'Ik heb trouwens ook weer geruchten gehoord dat de andere koning zich weer druk aan het maken is. Sinds die voorspelling is hij alleen maar meer paranoia geworden. Hij vertrouwd niemand meer,' zei het linker mannetje. Opeens schoot het me te binnen, ik wist wat ze waren. Het waren goblins. Ik herkende ze uit alle verhalen die ik vroeger las. Ik wist onderhand dat hier alles mogelijk was, dus er waren vast ook wel goblins. Ik verschoof me nog een klein stukje om ze nog beter te kunnen afluisteren. Ik kon het niet helpen maar ik was gewoon nieuwsgierig van aard. Terwijl ik me verschoof kraakte de tak luid. De hoofden van de goblins schoten omhoog en hun kleine zwarte kraaloogjes keken naar boven. Ik verstopte me gauw achter een paar takken met veel bladeren er aan. 'Hoorde jij dat ook?,' zei een van de twee. Hij keek nog steeds wantrouwend naar boven. Ik hoopte maar dat ze me niet zagen. 'Ja...,'. Ik hield me adem in en probeerde zo stil mogelijk te blijven zitten. 'Het is vast een van die verrekte bos elfen. Die bemoeien zich ook overal mee,' snauwde de linker goblin. Ze keken weg en ze wendde zich weer tot het vuur. Ik slaakte een zucht van opluchting. Maar net toen ik weer terug wilde gaan zitten hoorde ik een luid gekraak en voor dat ik het wist viel ik naar beneden. Ik kon nog net de boog pakken en probeerde tijdens de val nog een tak te pakken maar het was al te laat. De takken sneden in mijn handen en armen terwijl ik viel en takken sloegen in mij gezicht. Voordat ik de grond raakte kon ik nog net op tijd een tak vastpakken. Ik hing nu nog een meter boven de grond en dit keer wist ik dat de goblins me gezien hadden. Ze keken me met een onderzoekende blik aan. Hier beneden rook ik de geur van het verbrande vlees en verrotting nog sterker en ik moest moeite doen om niet te gaan kokhalzen. 'Wie ben jij?,' vroeg een van de goblins en hij wees naar me met een priemende vinger. Ik vroeg me af of ik mijn naam wel moest zeggen. 'Waarom wil je dat weten?,' zei ik daarom in plaats van mijn naam te zeggen. Ik keek hun met mijn meest uitdagende blik aan. 'Je ziet er niet uit alsof je van hier komt'. Ik voelde dat mijn hand weg glipte van de tak en ik verstevigde mijn grip. 'En ook al ben ik niet van deze wereld, wat dan nog?' zei ik. 'Jullie kunnen me niks maken'. De goblins keken elkaar aan en begonnen te lachen. 'Dappere woorden voor een meisje dat aan een tak hangt. Wie weet word je wel onze volgende maaltijd. Je ziet er uit als een lekker hapje,'. Ze keken me met hun gemene kleine oogjes hongerig aan. 'Ik ben jullie maaltijd niet! Ik kan jullie makkelijk aan,' zei ik. Ik probeerde mijn stem te verheffen maar in het midden van de zin brak mijn stem. Ik wist dat ik ze bang wilde maken ook al wist ik niet zeker of het wel waar was. 'Oh ja, met wat?,'. Ondertussen had mijn hand het opgegeven en ik viel het laatste stukje naar beneden. Ik kwam hard terecht op mijn rug en heel even stokte mijn adem in mijn keel. Ik stond met veel moeite op en een pijnscheut ging door mij rug heen. Ik legde mijn hand tegen de zijkant van mij hoofd, want die bonkte ook door de val. Ik keek naar de grond en zag dat mijn boog gelukkig niet kapot was gegaan. Ik pakte hem op en spande hem aan. Ik richtte op de twee goblins. 'Met dit,' zei ik. Ik wist dat het niet heel bedreigend moest overkomen vooral omdat ik net gevallen was, maar toch leken de goblins geschrokken. 'We zoeken geen ruzie,' zeiden ze gauw. 'Daar leek het anders niet op,' zei ik nog steeds met mijn pijl op hun gericht. Ze lieten hun stokken vallen en deden hun mollige armpjes in de lucht. 'We hadden alleen niet verwacht dat je een wapen had en er mee over weg kon,'. Eerlijk gezegd had ik het boogschieten ook nog niet zo onder de knie, maar dat hoefde hun niet te weten. 'Nou, dat hadden jullie dan mis. Ik kan dan misschien wel een mens zijn, maar zwak ben ik niet,' loog ik. Ik herinnerde dat mijn moeder ooit tegen me had gezegd dat als je bedreigd wordt je je altijd groter moet opstellen dan dat je eigenlijk bent. 'Ga weg en laat me met rust. Neem gerust dat lijk mee want daar heb ik toch niks meer aan,' zei ik en ik keek ze boos aan. De goblins zette grote ogen op en bleven stil staan. Ik deed een dreigende stap naar voren en duwde met de punt van mijn pijl tegen de buik van een van de goblins. 'Ga,' zei ik. Dit keer aarzelde ze niet meer en raapte ze gauw hun spullen op. Met veel moeite en kracht sleepte ze het enorme lichaam mee. Ik bleef hun met mijn armen over elkaar na staren totdat ze uit het zicht waren verdwenen. Ik liep weer terug naar de boom en at de laatste paar besjes op die ik nog in mijn zak had zitten. Ik keek naar de boom en besloot om er niet nog een keer helemaal in te gaan klimmen, dat was te gevaarlijk en te vermoeiend. Ik kon beter een nieuwe schuilplaats gaan zoeken. Ik liep ondanks de pijn in mijn rug verder. Ik was nog geen minuut aan het lopen of ik hoorde en vaag bekend getrappel in de verte. Bomen schudde heen en weer en ik hoorde verschillende kreten uit het woud komen. Ze waren terug gekomen. Ze wilde vast wraak nemen op mij omdat ik hun leider had vermoord. Ik begon te rennen, dit keer moest ik ze te slim af zijn. Ik schoot verder het woud in en vond gelukkig een half kapotte hutje. Ik ging er gauw inzitten en verstopte me achter een stuk oud hout. Niet veel later kwam de kudde langs gerend. Met een bonkend hart keek ik ze na. Ik werd pas rustiger toen ze uit het zicht waren. Gefrustreerd pakte ik een steen op en gooide die hard weg. Ik was het zat om te vluchten. Ik was hier drie dagen en het enigste wat ik had gedaan was vluchten en verstoppen. Ik trok mijn knieën op en legde mijn hoofd er op. Ik voelde tranen over mijn wangen stromen. Ik wilde nu zo graag naar huis. Naar mijn moeder en naar Kyle. Ik wilde terug naar mijn normale leven, waar het enigste waar ik me druk over hoefde te maken was school. Ik wist niet eens of ik hier wel levend uit kwam. Tot nu toe had ik geluk gehad, maar voor hoe lang duurde dat geluk? Opeens werd het half kapotte deurtje open gedaan. Geschrokken stond ik op en richtte mijn pijl op diegene die voor me stond. Een jongen van ongeveer mijn leeftijd keek me met een verbijsterd gezicht aan. Hij had zilverachtig haar en felblauwe ogen. Net als Flynn had hij scherpe gelaatstrekken en leek hij niet helemaal menselijk. De jongen keek naar mijn pijl en boog en deed gauw een stap achteruit met zijn handen de lucht in. 'Ik doe niks,' zei hij. Ik liep uit het huisje en ging tegenover hem staan nog steeds met mijn boog paraat. 'Hoe weet ik dat? Ik ben er namelijk achter gekomen dat je hier niks kan vertrouwen,' zei ik. 'Luister, ik was alleen op zoek naar mijn pijl en boog oké? Ik was niet van plan je iets aan te doen. En zo te zien heb jij mijn pijl en boog al gevonden, kijk maar mijn naam staat er op,' zei de jongen en hij gebaarde naar de boog. Ik draaide de boog om en het klopte. In een sierlijk zilver handschrift stond een naam geschreven: Nylian. 'Nylian? Is dat jouw naam?,' vroeg ik. De jongen knikte. Opeens voelde ik me schuldig, ik had zijn boog gestolen. Hij was hem waarschijnlijk al heel lang kwijt. 'Oh, het spijt me. Ik geef hem wel terug.,' ik stak de boog naar voren maar de jongen schudde zijn hoofd. 'Nee, laat maar. Je mag hem wel houden, je hebt hem harder nodig dan ik zo te zien,' zei hij. Ik keek hem even verbaasd aan. 'Weet je dat zeker?,' vroeg ik. 'Ja, houd hem maar. In het kasteel hebben we nog duizend andere bogen. Ik pak er daar wel een van,'. Ik liet de boog weer zakken. 'Bedankt. Je had hem echt niet hoeven geven. Maar bedankt,' zei ik. Nylian glimlachte even. 'Graag gedaan,' zei hij. Hij haalde even ongemakkelijk zijn vingers door zijn zilveren haar. 'Ik denk dat ik maar weer eens ga dan, bedankt dat je me alsnog niet hebt vermoord met mijn pijl en boog,' zei hij en ik glimlachte even. 'Nogmaals sorry voor dat, ik schrik de laatste tijd nogal vaak, ligt aan de omgeving denk ik.' Nylian keek me even verward aan. 'Dus je komt hier niet vandaan? Of ben je gewoon nog nooit in dit gedeelte van het bos geweest?.' Het verraste me dat hij dacht dat ik hier vandaan kwam. Ik wist niet of ik het als een compliment moest opvatten. 'Allebei niet. Het is een lang verhaal maar ik kom hier niet vandaan.' zei ik. 'Aha,' zei Nylian en hij bekeek bedenkelijk de verte in, alsof hij opeens aan iets moest denken. 'Dat hoor ik ook niet vaak, maar in ieder geval het is voor mij tijd om te gaan. Ik moet namelijk terug naar het kasteel en de koning houd er niet van als mensen te laat zijn,'. Nylian zei gedag en liep weer verder met stevige passen het bos in. Ik staarde hem nog voor een tijdje na en besefte toen dat hij de eerste was die oprecht aardig tegen me was op Felicia na. Zijn woorden spookte nog even na in mijn hoofd. Hij had het gehad over een kasteel. Misschien wist iemand in het kasteel wel hoe ik thuis moest komen. Misschien was dit wel mijn laatste kans. 'Nylian!' schreeuwde ik en ik probeerde hem nog in te halen. Hij reageerde niet, hij was te ver. Ik ging harder rennen en ik riep nog een keer, dit keer harder. Nu draaide hij zijn hoofd wel om. Hij zag me aan komen rennen en bleef stil staan. Hij keek me verrast aan, hij had vast niet verwacht dat ik toch mee wilde. 'Wacht Nylian,' zei ik toen ik bij hem was aangekomen. 'Neem me alsjeblieft mee. Ik moet naar het kasteel en ik weet de weg niet,' zei ik. Ik hijgde nog half van het rennen en ik had het warm. Nylian sloeg zijn armen over elkaar en zuchtte diep. 'Vooruit dan. Volg me,' en hij begon zonder om te kijken verder te lopen. Ik was nog steeds overdonderd dat ik mee mocht en dat hij er niet moeilijk over deed. Ik bleef niet langer stil staan en volgde hem verder het steeds meer donkere woud in.

The Valor's ChildWhere stories live. Discover now