Proloog
Ik was vergeten dat mijn leven was veranderd. Nu kwam het pas echt in me op. Ik keek toe hoe de vrouw op de stokstijf staande man toeliep. Snel dook ik weg achter het grote rotsblok en met mijn rug erop leunend sloeg ik mijn armen om mijn benen. Ik staarde naar de zee die aan mijn voeten likte. Als het echt zou kunnen, als dit echt zou bestaan, had ik dan... kunnen vóélen wanneer het zover was? Of had ik het kunnen voorkomen? Ik gruwelde bij het idee dat ik een slachtoffer zou zijn. Daar gevangen zou zijn. Voor altijd.
Hoofdstuk 1
Heerlijk, een nieuwe dag. Nu ik net van school af was keek ik heel anders aan tegen mijn leven. Niet vrolijker, gewoon...anders. 'Rosalie, hang even de was op, wil je?'. Bij het noemen van mijn naam stond ik even stil. Er viel een dunne deken van verdriet over me heen. Ze noemde me voorheen altijd Rosie, maar zei nu altijd Rosalie. Mijn vader wilde me Rosalie noemen toen ik geboren was, maar mijn moeder vond dat alleen goed als ze me Rosie mocht noemen. Ik weet nog steeds niet waarom. Sinds mijn vader was verdwenen noemde ze me Rosalie. Dat was al vijf jaar geleden. Ik zuchtte diep. 'Ik kom zo, eerst moet ik ontbijten.'. Nu pas merkte ik hoe erg mijn maag knorde. Snel liep ik naar de keuken en vulde mijn kommetje met muesli. Toen pas deed ik er yoghurt overheen. Dat was één van de vreemde trekjes van mij. Ik douwde een lepel erin en nam een hap. Dit was niet het beste ontbijt ooit, maar ik moest het er maar mee doen. De supermarkt was op zondag niet altijd open, vergat ik meestal. Dit keer niet.
Toen mijn bakje leeg was deed ik het in de vaatwasser en zocht mijn moeder op. Ik zag dat ze inderdaad hulp nodig had, ze liet hetzelfde laken drie keer achter elkaar vallen. Dit was ook iets wat papa meestal deed. Ik zuchtte. Dit was één van de weinige dingen die ik vroeger met hem deed. Ik voelde me schuldig dat ik niet meer met hem had gedaan. 'Kom eens hier mam', zei ik, en ik wees naar het krukje dat naast de tafel met wasknijpers en schone kleren lag. 'Dank je schat', zei ze, en veegde met haar arm het zweet van haar voorhoofd. Met een diepe zucht ging ze zitten, of beter, liet ze zich vallen op de stoel. Dat je zo uitgeput kon worden van het ophangen van natte doeken aan een touwtje wist ik niet. Ik zuchtte en begon te werken. Dit kon ik zó doen, ik deed het nu eenmaal heel vaak. Het leek net alsof het automatisch ging. Toen ik klaar was wenkte mijn moeder me. Ze wilde dat ik op haar schoot ging zitten. Ik zuchtte en liet mezelf neerploffen. Ze greep me stevig vast. Dit was niet echt mijn ding, ik wist nooit hoe te zitten en was niet zo'n knuffelmens. Dat had ik van mijn vader, hoewel ik van hem ook weer bijna niks had gekregen. Nee, dan had ik liever mijn moeder. Ik staarde naar de grote lappen die met de wind mee dansten. Met het stille ruisen van de zee leek het een beetje op een balletvoorstelling. Ik grinnikte even. Mijn moeder keek op. 'Wat is er grappig?', zei ze, en ik hoorde de vrolijkheid in haar stem. Gelukkig. 'Ehm, ik stelde me voor dat de opgehangen kleding een soort...' ik bedacht hoe gek het eigenlijk was. '...ehm, laat maar. Het slaat nergens op.'. 'Nee, vertel het, nu maak je me nog nieuwsgieriger'. Op de één of andere manier hielp dit. Ik lachte en zei: 'De was leek net op een stel balletdansers.'. Ze lachte hardop en keek toen ook naar de levenloze voorstelling. Ze was een tijdje stil, ik hoorde haar adem heel regelmatig en rustig worden. Ze legde haar kin op mijn schouder. 'Je hebt gelijk.' zei ze zachtjes. Toen gaf ze me een kus op mijn wang. Ik raakte even geïrriteerd, maar daarna vond ik dat het eigenlijk wel fijn was, dat ik dat net nodig had. Dat was iets van mijn moeder dat ik op magie vond lijken. Bijna alles wat ze deed maakte me blij. Misschien was dat ook waarom papa verliefd op haar werd. Hij had haar nodig. Haar liefde en haar zorg. Nu had ik het des te meer nodig. Ik nestelde me nog dieper in haar schoot. Toen sloot ik mijn ogen en luisterde naar de ademhaling van mij en mijn moeder en naar de golven van de zee, die nu sloegen tegen de rotsen. Langzaam begon ik iets anders te horen, een soort hoog geluid. Het leek op zingen, en heel even dacht ik nergens aan. Ik zag alleen maar het beeld van een paar beeldschone mannen en vrouwen voor me. Toen het zingen ophield schrok ik wakker, als je het zo wil noemen.