Chapter 5

15 0 0
                                    

"Ridder Devin - kom snel..."

Hij schudde zijn hoofd, hij wilde het niet - nu niet, nooit... Hij weigerde te komen, niet op bevel - niet uit vrije wil. Hij probeerde weg te lopen en met rust gelaten te worden, maar tevergeefs. Markell Cord laat zich niet door niemand geweigerd worden. En zeker niet door iemand van buitenaf. Hij rende achter Ridder Devin aan, hij kon hem gemakkelijk bijhouden door zijn top conditie die hij had van het rennen als hulpje zijde.

"De stad zal binnen 24 uur worden aangevallen door de Liren... Fiacre Sloane is samen met de koning en zijn vrouw de mensen die de meeste bewaking nodig hebben bij een inval. We hebben uw hulp nodig, ser! Als u nu buiten de stadspoorten gaat en vertrekt, wordt u vermoord door de Liren. Dit is geen grap, ridder. Ze zijn met zo'n duizend man!"

Markell Cord greep Ridder Devin bij de arm en keek hem serieus aan. "Ik maak geen grap, ridder. U bent de enigste die Fiacre Sloane echt kent." Ze liepen samen terug naar het grootste plein, waarna ze een kleine steeg inwandelden. "Ik ken haar helemaal niet goed. Ik ken haar misschien paar uur langer dan u, mijn heer." Woedend greep hij de arm van Markell Cord vast en duwde het weg. Hij liep zo hard als het kon richting het kantoor van Vaughn Kelvyn.

Ik was niet in veiligheid, ik wilde hier niet blijven... Als Ahuva ook al werd overgenomen door de Liren nu, zouden ze mij als eerste vermoorden. Ik was bang en helemaal alleen in mijn kamer... Ik zat te klappertanden, trilde heel erg en begon langzaam te huilen.

Er werd geklopt op de deur; het was de koning... Vaughn Kelvyn. Hij liep de kamer binnen voordat ik iets gezegd kon hebben. Hij keek geschrokken op. "Fiacre, mijn jongedame... Wees niet bang. Ik wilde je graag inzetten vandaag, dat zeker. Maar je bent nog te zwak en je bent er pas twee dagen. Ik kan je nu niet al opgeven. Blijf hier, en wees sterk." Hij aaide mij in mij gezicht en liep weer mijn kamer uit.

Hij wilde de kamer uitlopen maar botste tegelijk met Ridder Devin in de deuropening. "Ridder Devin, ik verwachtte u al. Bewaak haar als de beste." En Vaughn liep de kamer uit. Ridder Devin knikte en liep mijn kamer binnen. Hij kwam naast mij zitten en keek mij bezorgd aan. "Ik snap niet waarom hij zoveel om je geeft... Oké, je draagt een belangrijke naam... Maar je bent pas vierde - of zo - die als Impler terugveroverd wordt, de troon opvolgt..." Ik begreep hem wel, ik knikte en keek daarna heel lang weg naar het raam.

Ondertussen was Ridder Devin naar de andere soldaat gegaan die mij zou beschermen. Hij was er voor me, en dat voelde goed. Het voelde alsof we elkaar al veel langer kenden dan twee dagen...

Daar lag ik dan, als ridderes, op bed terwijl de stad werd aangevallen door de Liren... Ik mocht niets doen, ja - lekker hoor... Ik staarde recht voor mij uit, ik droomde over mij zussen, mijn broers... Mijn moeder die als enige in Impler was gebleven. Ik miste ze allemaal zo heel erg.

Het was acht uur 's avonds toen de aanval begon. Het was mysterieus stil aan het begin, maar na een kwartier stilte hoorde ik geschreeuw van kinderen. Ze waren het weeshuis binnen gevallen... Niets wat ik kon doen, ik zuchtte. Ik keek uit het raam, ik zag hoe Einon Tanguy als legeraanvoerder vechtte voor zijn volk. Hij had meerdere Liren vermoord en reed niet eens op zijn paard. Tegen Ridder Devin had hij verteld dat het maar een Liren aanvalletje is, daar zou hij zijn paard niet voor weggeven.

Ik stopte een tijd met kijken, het werd te erg voor mijn ogen. Zo veel doden in zo weinig tijd. Na twee uur begon ik weer te kijken. Het was rustig op het plein voor het huis waar ik woonde... Ik keek goed - en opeens zag ik daar Vardon Ahren liggen, hij had een kleine extra zwaard met een gele handvast in zijn been. Hij was gewond, maar gelukkig leefde hij nog.

Ik rende naar de deur toe en wilde naar buiten. Ik probeerde zo snel mogelijk de deur open te doen totdat ik merkte dat de deur opslot was. "Ridder Devin!!! Devin!!!" schreeuwde ik. "Haal me hier uit!!!" Ik bonsde op de deur zo hard als ik kon, schreeuwde uit het raam. Niemand reageerde tien minuten lang. Ik pakte mijn spullen: ik pakte mijn zwaard en pijl en boog en deed deze in mijn speciale vasthouder die aan mijn broek vastzat*.

Ik klom uit mijn raam en sprong naar beneden. Niet helemaal op de grond, nee, er was een balkon waar ik op landde. Vanuit het balkon rende ik de kamer in waar deze aan vastlag, waar ik uiteindelijk het huis uitrende. Ik rende zo hard als ik kon naar Vardon. "Vardon?" vroeg ik voorzichtig. Ik zat naast hem op de grond op mijn hurken. Hij knikte van ja, waarop ik glimlachte. Ik pakte hem vast bij zijn schouders met mijn armen langs zijn oksels. Zo sleepte ik hem mee naar het huis, waar hij een klein momentje veilig was. Opeens kwam er een enge Lier op mij afgerend. Ik draaide me snel om en trok mijn zwaard. Hij had gele ogen, wat mij voor het eerst opmerkte bij een Lier, stak zijn tong uit en wilde richting Vardon lopen. Daar stond ik dan - waar ik mij goed en prettig invoelde. Ik hield hem tegen en dreigde met mijn zwaard. "Geen stap verder." Maar dat deed hij wel, hij liep recht in mijn zwaard. Dood... Ik had mijn eerste Lier gedood.

Om drie uur s' nachts werd iedereen bijeen geroepen om naar het grote plein te komen. In de tussen tijd was Vardon behandeld door de hoogste maester van de stad. Het was ene kleine wond en de 'mes' zwaard was niet diep in het been gekomen waardoor het geen bloedvaat of iets geraakt was. Hij stond naast mij op het plein, maar ook Ridder Devin stond naast mij. Met trots keken we naar Vaughn Kenvyl wie net een toespraak wilde gaan houden.

"Beste inwoners van Ahuva, we hebben zo juist een aanval van de Liren overleefd!" Begon hij, waarop iedereen ging juichen. "Iedereen mag trots op jezelf zijn, zeker weten. Er zijn veertig slachtoffers van onze kant gesneuveld... Helaas. Na vier - vijf uur vechten, hadden de Liren zich overgegeven. We zijn te sterk, we zijn te sterk. Maar niet te enthousiast... We kunnen zo weer een aanval krijgen, wees sterk en daarom ook opgelet. Goede nacht!"

Hij liep van het opstapje af en al het menigte liep terug naar hun huis. Ik keerde mij om naar Ridder Devin die een beetje rood werd van het schamen. "En waar was jij de hele tijd?" vroeg ik nieuwsgierig. Ridder Devin pakte mij bij de arm vast en verontschuldigde zich. "Het spijt me, Fiacre. Ik had nooit weg moeten gaan, maar Vaughn had mij geroepen om mee te vechten in het weeshuis. Ik hoop dat je mij dit kunt vergeven, mijn ridderes." Ik lachte en rukte mij los. "Door jou, heb ik in een kwartier al mijn energie bijna verloren omdat ik uit die kamer wilde. Ik heb mijn ridder spullen aangetrokken en ben uit het raam geklommen! Daar," ik wees naar een plek toe op het plein, "daar lag Vardon Arher bloedend op de grond... Ik heb hem gesleepd naar binnen en hem verdedigd..." Ridder Devin lachte en knikte, daarna mompelde hij nadrukkelijk: "Goed gedaan, ridderes!" Ik grinnikte en keek hem recht in de ogen aan. "Om je te kunnen vergeven, zal je nog een tijdje bij mij moeten blijven, Dev." Samen lachten we hard en ging hij akkoord.

We draaiden ons beide om naar Vardon Arher, wie aan het praten was met Vaughn. Ik hoorde mijn naam en samen met Ridder Devin liepen we naar hun toe. Met trots zei Vaughn tegen mij: "Goed gedaan, Fiacre. Ik kan zeker trots zijn op jou... Ik hoorde ook dat je een Lier dood had gemaakt. Je werk als ridderes doe je goed, bedankt voor het redden van het leven van Vardon." Ik knikte. Voor dat ik een reactie kon geven, kreeg ik een knuffel van Vardon. Een beetje merkwaardig, maar oké. 

*Dit deel vind ik zelf een beetje vreemd en rommelig dus misschien dat ik nog hele grote aanpassingen ga maken. :D

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Jan 01, 2015 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

LupiWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu