3.13

20 3 250
                                    

Uitgeput kwam Conway terug thuis aan. Tevreden over wat hij vandaag bereikt had, ging hij met zijn verlengde tong over zijn lippen. Het was een fijn gevoel zijn tanden terug te kunnen raken. Toch wel een beetje opgewekt, opende hij de voordeur en stapte zijn thuis binnen. Het was doodstil binnen.

"Cialan? Ben je hier nog, kitten?" Er kwam geen reactie, en heel even werd hij ongerust. Zou hij op een of andere manier zijn losgekomen? Toen hij echter haastig de deur naar de slaapkamer vastnam, besefte hij dat de ander een doek voor zijn mond had en niet in staat was om te reageren.

Zijn blik viel meteen op de stoel die was omgevallen, met Cialan er nog aan vastgemaakt. De engel lag met zijn wang tegen de koude vloer aan en zag er zeer pissig uit.

Lachend stapte Conway naar hem toe. Hij hurkte voor de zwartharige neer en veegde zijn haren wat uit zijn gezicht. "Zo zo, wat heb jij uitgespookt? Ik dacht dat ik had gezegd dat je braaf moest zijn. Luisteren is moeilijk voor jou, niet?" Kort aaide hij over de zwarte krullen heen, om dan recht te gaan staan en de situatie eens te bekijken. Hij negeerde de verraste blik die Cialan hem gaf toen hij hoorde dat hij weer normaal kon spreken en bukte zich opnieuw, deze keer om de stoel vast te nemen en die omhoog te duwen – wat vlotter ging dan hij had verwacht.

Kwaad op de engel, rukte hij de doek van zijn hoofd af. "Wat de fuck denk jij dat je aan het doen bent?"

Cialan gaf hem een even kwade blik terug. "Wat denk jij dat je aan het doen bent?" kaatste hij terug. Voordat hij verder sprak, haalde hij eerst diep adem. "Wat heb je gedaan?" vroeg hij, doelend op zowel Conways gerepareerde tong als het feit dat hij onder het bloed hing. Hij had zo wel een vermoeden, maar hij hoopte ergens dat het niet waar was.

"Wat denk je?" Enthousiast stak hij zijn tong uit, tonend dat die weer een normale lengte had. "Kijk eens wat mijn nieuwe kracht gedaan heeft."

"Proficiat, je kan eindelijk terug praten," sprak Cialan op een vermoeide toon. "Zeg het me. Wat heb je gedaan? Ik wil het uit jouw mond horen."

"Oh, een normale zaterdagochtend. Een engel opgezocht. Vleugels weggenomen. Het gebruikelijke." Een gevaarlijke grijns verscheen op Conways gezicht toen hij zag hoe Cialan wat bleek wegtrok en een walgende blik in zijn ogen kreeg. "Oh, sorry. Dat hoor je vast niet graag."

"Jij klo-" Het lukte Cialan niet het woord af te maken.

"Hoe wilde je mij noemen?" Conway stapte naar voren en greep de engel zijn haren vast. Stevig gaf hij er een ruk aan, wat er voor zorgde dat er een zachte kreun van pijn aan Cialans lippen ontsnapte. "Hoe jammer dat je niet kan vloeken, engel."

Als antwoord spuugde Cialan in zijn gezicht, alweer. Vloekend liet Conway de haren los en stapte achteruit. Met een blik vol afschuw in zijn ogen veegde hij het speeksel weg. "Wauw, Cialan, bedankt. Heel braaf van je."

De engel rolde met zijn ogen en hield Conways volgende bewegingen goed in de gaten. Een opgeluchte zucht verliet zijn lippen wanneer de demon de kamer verliet. Al duurde die opluchting niet lang. Een tweetal minuten later stond Conway weer in de kamer, een kop koffie in zijn handen en een uitdagende blik in zijn ogen.

"Ik weet dat je moeite hebt met luisteren, kitten, maar ik wil je een ding duidelijk maken. Als je het ook waar in je hoofd haalt om nog eens op mij te spugen, zal ik niet aarzelen om je rug weer open te halen. Ik zal ook niet aarzelen je weer te laten smeken, want ik weet hoe goed je dat kan."

Voor kort werden Cialans ogen groot van angst. Hij probeerde het meteen te verbergen, maar Conway had het al gezien. Even bleven ze beiden stil. Dan opende Cialan langzaam zijn mond. "Oh, klinkt geweldig."

"Daag me niet uit, pet. Ik zit er niet mee in je pijn te doen als het moet."

"Noem me niet zo," siste Cialan terug. "Ik ben ver-verdorie je pet niet."

zij die vervolgens vergeten werden [verhalenbundel]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu