Verloren Gedachte

16 1 0
                                    

De vertrouwde gangen, waar ik als kind vele malen doorheen heb gerend, en later slechts zelden kwam. Maar hoe lang ik ook weg was, telkens voelde ik me weer thuis wanneer ik weer een stap zette in het warme licht van de kaarsen aan de muren. Maar dat gevoel is weg. Nog geen twee weken geleden was dat licht nog net zo warm als altijd, en bleef die warme gloed nog altijd hangen tot in de duisternis van een ijskoude winternacht. Ik liep rustig en om mijn uiterste gemak over het zachte tapijt, verlangend naar wat er op mij wachtte achter de deur aan het eind van de gang. Mijn hele leven zag ik dit huis als mijn toevluchtsoord. Achter elke deur was het gevoel van warmte en thuis. Achter die ene deur aan het eind van de gang, daar was mijn thuis. Tot zover ik me kan herinneren bleef die deur altijd in mijn gedachten, gekoppelt aan al mijn positieve gevoelens en gedachten. Soms droomde ik erover, en was ik bang dat er wat veranderd zou zijn. Maar dat was natuurlijk niet zo. Dat was nooit zo. Altijd hetzelfde, terwijl de wereld om het huis verandert blijf het van binnen onaantastbaar.

Het lijkt wel jaren geleden. Ik herken deze gangen niet meer. Zo donker als een maanloze nacht, verlaten en vervallen. Zelfs als de kaarsen vroeger niet meer brandden, diep in de donkerste nachten was het niet zo duister als nu. Het was koud en kil, als een grot in het diepste der aarde. De lucht was bijzonder vochtig, en maakte het soms moeilijk om adem te halen. Sommige zijdeuren stonden open, iets wat vroeger zelden voorkwam, en er zweefden grote, donkere vlagen mist uit de deuropeningen. De stilte was onverdraagbaar, en werd soms ruw onderbroken door sterke windvlagen die de dichte mist in een ogenblik lieten verdwijnen, waarna het op dezelfde manier als daarvoor weer naar binnen zweefde. Tot mijn angst en verbazing kon ik geen van de oude, normaal gesproken luidruchtige ramen horen klappen. Enkel de deuren, als er weer een sterke, kille windvlaag naar binnen stormde om de doodse stilte te verbreken.

Gespannen keek ik door de lange, verduisterde gang. Achter mij de smalle wenteltrap van ijskoud graniet. Een windvlaag onderbrak opnieuw de stilte. Hoewel ik daar maar enkele seconden stilstond, voelde het als een uur. Ik hoorde iets achter me, aan het eind van de trap. Een onverwachte windvlaag blaaste in mijn rug, waarna de haren over mijn hele lichaam overeind stonden. De lucht was warm, tot mijn verbazing. Het voelde als het warme haardvuur als ik de deur opende, en het trok me net zo sterk aan. Dit kon een hersenspinsel zijn, een misleidende illusie. Maar hoe kon een illusie zo aanvoelen? Ik kreeg de overweldigende neiging om om te draaien en naar beneden te gaan. Weg uit deze vreselijke, onbekende grot. Alleen mijn verstand kon me tegen houden. Wat wachtte daar beneden op mij? Wat wilde mij lokken? Of was het écht alleen maar mijn brein dat met me speelde? Ik voelde me duizelig, en de hal draaide alsof het mijn blik weg wilde duwen. Ik moest doorgaan. Toen ik een eerste stap in de duisternis van de gang zette, kon ik mezelf niet meer beheersen. Heel vlug draaide ik mijn hoofd in de richting van de wenteltrap, waar de windvlaag uit had geblazen. Nog geen tiende van een seconde stonden mijn ogen wijd open, waarna ik ze uit reflex dicht kneep en razendsnel mijn blik wegtrok. Er was niets… toch? Er stond niets bovenaan de wenteltrap. Er was niets onderaan. Geen schaduw. Geen licht.

Dit is wat ik wilde geloven, en wat ik moest geloven. Na die korte blik op de wenteltrap was ik verstijfd. Nu ik er op terug denk, weet het niet meer zeker. Ik herinner het beeld van de trap niet meer. Misschien is het niet belangrijk… Maar het voelt als een groot gat in mijn verleden. Mijn hoofd is vol met schimmen, wat ze betekenen weet ik niet. Telkens weer het beeld van die deur, en van de trap. Na die laatste gedachte werd het zwart. Wat er gebeurt is, kan ik niet met zekerheid zeggen. Niets wijst erop dat die nacht bovenaan de wenteltrap echt heeft plaatsgevonden.

Het volgende wat ik mij kan herinneren waren de zijde lakens boven het bed van mijn grootouders, in dat zelfde huis. Ik was helemaal alleen, maar de met goud versierde kroonluchter in de kamer brandde, en de sneeuwwitte kaarsen op de sierlijk gebogen armen waren nog lang, en er stroomden nog maar een paar druppeltjes kaarsvet van de randen. Ik herinnerde me enkel kleine vlagen uit de gebeurtenissen in de gang. Ze bleven in mijn hoofd zweven, alsof ik nergens anders aan kon denken. Ik probeerde me te herinneren wat er daarvoor allemaal gebeurt was.

You've reached the end of published parts.

⏰ Last updated: Jan 26, 2013 ⏰

Add this story to your Library to get notified about new parts!

Verloren GedachteWhere stories live. Discover now