de Ijsman

7 0 0
                                    

Ver ver hier vandaan was een ster. Deze ster had 3 planeten om zich heen zweven en op de verste bij hem weg was er leven. Maar niet zomaar leven, het leven was gemaakt van ijs. Niet alleen waren er planten en dieren, maar op deze planeet was ook langzaam slim leven ontstaan. Helaas voor de bewoners van de planeet kwam er op een kwade dag een losse ster het stelsel binnen. En deze losse ster was op een koers die vlak langs de ijs planeet zou gaan.

Langzaam sjokte hij verder. Hij moest niet veel verder meer en dan zou hij de bergpas hebben bereikt met daarachter de sneeuw. Hij was al maanden onder weg. Eerst met een groep, daarna alleen. Elke nacht had hij de sneeuw weer opnieuw weten te bereiken. De rest van zijn groep had het een voor een niet meer weten te halen. Totdat alleen hij over was. Hij keek naar de horizon en zag al een gloed van de nieuwe zon opkomen. Hij moest snel zijn of hij zou gaan smelten, Net als de rest van zijn soort. Hij had de kleine bergpas al bijna bereikt. Hij vroeg zich af wanneer er geen sneeuw meer was. Wanneer zou hij gewoon smelten. Smelten tot zijn dood. Misschien was er een veilige plek dacht hij, misschien zouden er daar mensen op hem wachten. Hij sjokte door de bergpas heen. Het duurde niet lang, maar aan de andere kant was weer een nieuwe vlakte. Eentje zonder sneeuw. Een eind verder zag hij iets wat een grot zou kunnen zijn. Hij sjokte er heen. Zonder een goede schuilplaats zou hij sowieso sterven en de bergen gaven veels te weinig beschutting. Ze zouden eerder als een pan werken en alle stralen juist tegen hem reflecteren. Hij zou gekookt worden en dan zou hij beter geen schuilplaats kunnen nemen. Hij keek weer naar de horizon en zag dat de zon er al klaar voor was, om van het leven en levende hel te maken. Hij sjokte verder en toen hij er bijna was, begon de zon te schijnen. Hij voelde een beetje water op zijn benen en armen ontstaan. Hij laatste paar meters rende hij bijna. Zijn "grot" was niet veel meer dan een afdakje om onder te schuilen. Het maakte hem niet meer uit. Het enige wat hij wilde was om een plaats om zijn ogen te sluiten.

Een paar uur later schrok hij wakker. Hij dacht dat hij zijn naam hoorde, maar hij bedacht zich dat dat niet kon. De zon zou iedereen laten smelten en verder wist bijna niemand zijn naam. Hij merkte ook dat hij aan het smelten, ookal raakte de zonnenstralen hem niet. Toen hoorde hij zijn stem weer. Hij keek om zich heen en zag in een gloed van wit licht zijn ouders staan. Zijn moeder zei zijn naam voor de derde keer en hij voelde een brok in zijn keel. 'Mamma, pappa,' zei hij bijna onhoorbaar zacht. Zijn ouders glimlachten naar hem en wenkte hem. Hij schudde zijn hoofd en een paar druppels vlogen alle kanten op. 'Ik kan nog niet komen,' zei hij, 'ik heb de goden haar toorn nog niet overleefd.' Zijn ouders glimlachten nog steeds naar hem. 'Ik heb jullie beloofd dat ik het zou halen,' zei hij, 'ik wil dat dit de belofte is die ik zal nakomen.' Zijn vader sprak nu tegen hem: 'zoon het maakt ons niet uit of je die belofte haalt of niet. We zullen altijd van je houden.' Zijn moeder viel zijn vader bij: 'ja, jongen. Het is goed.' Hij voelde extra veel water op zijn gezicht en wist dat hij huilde. Zijn ouders draaiden zich om en liepen door een poort heen. 'Nee, ga niet weg,' riep hij, 'blijf bij me.' Zijn ouders draaiden zich aan de andere kant van de poort om. Ze wenkte hem en zeiden dat hij moest komen. Dat het hier beter was. Hij stond langzaam op en begon langzaam richting de poort te lopen. Toen hij in de zon kwam voelde hij zichzelf smelten. Ookal deed het veel pijn, hij wist dat hij door moest. Hij wist dat hij achter de poort van al het lijden was verlost. Op de helft begaven zijn benen het en moest hij de rest met zijn armen verder doen. Hij keek achterom en zag een grootte streep water, waar hij daarvoor had gelopen. Hij keek naar voren en zag hoe zijn vader hem een knikje van trots gaf. Toen hij door de poort kroop merkte hij ineens dat zijn benen weer werkten en hij rende in de armen van zijn ouders die hij stevig om helsde. 'Ik ben super trots op je, zoon,' zei zijn vader en hij glimlachte naar hem. Ook merkte hij dat er nog steeds water op zijn gezicht zat. Hij merkte dat hij huilde van vreugde. Samen met zijn ouders liep hij, na hun lange omhelsing, verder het licht in.

Terug op zijn planeet zou je nergens nog sneeuw of ijs kunnen vinden. Nou ja nergens op een plek was nog een beetje ijs, in een steeds groter wordende plas water, te vinden. Je kon al bijna niet meer zien wat het ooit was, maar wat wel duidelijk te zien was, dat het ijs twee stenen aan het omhelzen was.

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Dec 20, 2020 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

korte verhalenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu