Ontnuchtering
ont·nuch·te·ren, (ontnuchterde, heeft ontnuchterd), 1. (overg.) nuchter maken; van dronkenschap of bedwelming bevrijden 2. (overg.) (fig.) tot bezinning brengen; ontgoochelen Flikken Maastricht verhaal als vervolg op de cliffhanger van seizoen 11.
Completed