Nadat zij haar eigen stem verloor aan een trauma, stuit een jonge vrouw haast per ongeluk op de ideale oplossing. Niet in staat zich in woorden te kunnen uitdrukken laat ze haar gevoelens los op de snaren van haar viool, en slaagt erin de leidende partij van een groep straatmuzikanten te worden, bestaande uit enkel strijkinstrumenten en de betoverende stem van de anders stille Oscar. De gevoelens die zij kwijt wil zijn er echter die afkomstig zijn van diepe wonden uit een pijnlijk verleden, en onder de invloed van dit krachtige aura krijgen de tonen van het orkest langzaam maar zeker een dodelijke bijklank. Fragment:"Toen ik hem voor het eerst hoorde, ergens bij een plein in een deel van de stad waar ik later zo goed als nooit meer ben gekomen, kon ik maar één woord bedenken dat precies beschreef wat ik van hem vond. Goed. Geen enkel ander woord stond zo mooi als 'goed'; 'mooi' was te romantisch, 'prachtig' te prijzend en 'aangenaam' was net niet prijzend genoeg. Verdrongen door een man van middelbare leeftijd met een hoed die hij waarschijnlijk bij een kringloopwinkel gehaald had en die hem het gevoel gaf van hem een waardig heer te maken, en een vrouw wier haar in een knotje zat om te verbergen dat het onverzorgd en kapot was, probeerde ik toch een glimp op te vangen van het straatoptreden. Het enige dat ik zag was een zwarte viool, die bespeeld werd door een lange jongeman met kort, honingblond haar en lange, dunne vingers die zo elegant om de strijkstok lagen dat ze iets weg hadden van de takken van een rozenstruik." (Hoofdstukken zijn ongeordend, er wordt aan dit verhaal nog grondig gewerkt.)