Geen geld, geen huis, geen ouders, geen familie, geen vrienden, geen school, geen extra kleding, geen eten.
Zo begon het voor haar op een leeftijd van acht.
Nu had ze nog steeds geen ouders, geen huis, en haar famlie was onbekend, en voor haar naam had ze niet de moeite genomen om te onthouden.
Er waren veel meer zwervers die dit niet hadden, en die zelfs nog minder hadden dan zij had.
Maar zij had herinneringen. En die herinneringen zaten opgesloten. Alleen te openen met sleutels die altijd om haar nek hingen. En waar alleen zij van weet dat er een slot is waar ze inpassen. Velen weten dat de herinneringen er zijn, maar zij weet waar.
En samen met die herinneringen waar ze niet aan wil denken, zit ook haar eigen, lang vergeten, onbekende naam opgesloten.
Eerst zaten deze opgesloten in haar hoofd, maar veranderingen zouden komen; want de herinneringen zouden verplaatsen, hun sleutels zouden van metaal worden, en bij de doodskop en de engelenvleugel zouden zich meer sleutels voegen, en bij de herinneringen meer hoofdstukken van haar leven.
En dat, omdat er één iemand was die haar persoonlijkheid wilde leren kennen, in plaats van haar geheimen.
"Hè, kom je nou weer koffie halen?"
Luna komt iedere dag in een café, waar ze haar koffie haalt voordat ze naar werk gaat. Altijd komt ze rond dezelfde tijd een blonde jongen tegen. Altijd hebben ze oogcontact, en geven ze elkaar een klein lachje. Is er iets meer dat verschuilt achter de lach, die langzaam een gewoonte begint te worden?