Dezelfde sproeten, dezelfde ogen, dezelfde neus, alleen is hij langer en is zijn haar korter. Het is alsof ik in een spiegel kijk maar dan anders. Zijn ogen staren verbaast in de mijne en voor ik het weet is hij weg. Gewoon zomaar, hij leek wel op te lossen in de lucht. Maar hoe dan? Niemand kan niet zomaar verdwijnen, ontzichtbaar worden of oplossen. Vebaast kijk ik om me heen, zijn groen-blauwe haar is nergens te zien. Bijna verlamd val ik neer op de grond, het lijkt wel of ik iets herriner. Iets van toen ik een kind was, toen ik nog bij mijn echte vader en moeder leefde. Te veel herinneringen komen mijn hoofd binnen en willen zich laten zien. Mijn hoofd begint te bonzen en voor ik het weet schreeuw ik het uit van de pijn.