'Ali, hoe kan je zo harteloos zijn? Zo gevoelloos? Heb jij geen familie? Heb jij geen mensen om je heen van wie je houdt? Mensen die je tot je dood zal beschermen? Mensen waarvan je elk moment bang bent, dat ze wat zou overkomen?' Schreeuwde ik. Nergens kreeg ik antwoord op. Hij bleef me negeren en keek me amper aan. Ik kon me niet voorstellen hoe iemand zo genadeloos kon zijn. Weg waren ze.. Zonder dat iemand ook maar even omkeek, lieten ze mij achter. Ze lieten mij hier achter met een lijk. De man lieten ze liggen. Ik was hier alleen achtergebleven. De mannen zijn weggereden zonder enige omkijk. Met alle kracht die ik nog had rende ik naar de voordeur. Hij stond niet op slot! Ik deed de deur open en rende naar buiten. Ik was in een bos. Waar moest ik heen? Hoe groot was het bos? Ik had geen idee, maar ik rende. Ik weet niet waar ik heen rende, maar ik wilde weg. Weg van alles. Weg van alle ellende en problemen.