Ik ren het bos in. Steeds dieper, en dieper. Op de plek aangekomen, ga ik liggen, op mijn rug. Met mijn ogen op de heldere hemel gericht. Even doe ik ze dicht. Wetend dat als ik wakker word ik gezelschap heb. Van het donker. En de mooie, verlichtende sterren. Dat geeft mij een fijn gevoel. Een gevoel. Een gedachte. Dat ik toch niet alleen ben.