"And all shall know the wonder I will sing a song of purple summer" *** Het zwarte, verschrompelde gezicht van de man zag eruit alsof het wilde schreeuwen, maar op het geknetter van de vlammen na, was het doodstil. Misschien had hij ons uit willen schelden in zijn eigen, goddeloze taal, misschien had hij alleen maar een kreet willen slaken van pijn. Hij kon het niet meer. Zijn longen waren al verdwenen, en spoedig zou de rest van hem dat ook zijn. In tegenstelling tot mijn volk, zou hij niet terugkeren. Zijn volk was minder dan het onze: voor hen was er slechts één leven, tegenover onze oneindigheid. Vanuit mijn ooghoeken merkte ik de blik van een van de gevangen rebellen op, een jong meisje. Haar ogen branden van haat, net zo fel als het vuur dat voor onze ogen woedde. Met haar blik beschuldigde ze mij, mijn broers en zussen, mijn volk, mijn god. Maar ze had het mis. Het waren haar mensen die eerst toegeslagen hadden. Het waren deze mensen die onze broer verdronken hadden. Het was deze man, die verantwoordelijk was voor Adans dood. Wij waren niet de moordenaars. Dat waren zij. *** Brand is het zwarte schaap binnen zijn gezin. Waar zijn broers en zussen grootse politieke, militaire en juridische posities bekleden, is hij slechts de religieuze leider van zijn volk - een opperpriester, wiens leven in dienst staat van de Zon. De grote oorlog, voor zijn rijk een periode van voorspoed, is voorbij, net als de taken die daar voor hem bij kwamen kijken. Maar de as en het bloed van de levens die hij genomen heeft in naam van de goden, kleven nog steeds aan zijn handen. En als hij op de jaarlijkse vredesbijeenkomst de stormachtige blik van een schim uit zijn oorlogsverleden vangt, begint een verhaal waarin hij zich steeds minder achter zijn goede bedoelingen kan verschuilen. Een verhaal dat hij voor altijd in zijn hart bewaart. Het is het verhaal van een purperen zomer.
52 parts