Luna zit opgesloten, maar is er heilig van overtuigd dat dit onterecht is. Als niemand je wil geloven, wie kan je dan nog vertrouwen? Het zilverwitte maanlicht verlicht het venster net genoeg om de hendel te kunnen zien. Ik schuif het raam open. De koude nachtlucht waait naar binnen en laat de haren op mijn armen en benen overeind staan. Ik richt mijn gezicht met gesloten ogen naar de lucht. De regendruppels zijn verfrissend. Alsof ik nu pas écht wakker word. Plots hoor ik voetstappen in de kamer hiernaast. Ik moet me verstoppen. Nee. Verstoppen betekent uiteindelijk ook gevonden worden. En dat wil ik niet. Ik moet hier weg. 25 mei 2020: #46 in 'leven' van 1.4K verhalen. #65 in 'mysterie' van 2K verhalen.