Ismene was maar vijf toen haar vader samen met haar in snelvaart van Zweden naar Engeland vertrokken. Ze hoefde geen jaar ouder te zijn om de angst in zijn ogen af te lezen. Hij zette haar af bij haar tante in Edinburgh, met de belofte dat hij ging terugkomen. Nu Ismene zestien is en haar vader nooit is teruggekeerd, verhuist ze met haar tante en neefje naar het kleine dorpje Keensen, te Zweden. Ze begint er aan een nieuwe school en leert al snel verscheidene mensen kennen. Ze ontmoet onder andere ook de gesloten, knappe Rayan, en zijn moeder die haar vader beter gekend heeft dan wie dan ook. Door hun komt ze tot de ontdekking dat ze niet zomaar een gewoon meisje is. Ismene wordt al snel in de gaten gehouden door een vreemd ras van duistere wezens, en uiteindelijk wordt ze voor een enorm raadsel geplaatst. Tegen de tijd en de graaiende klauwen van de wezens in, en met Rayans hulp, moet ze weten het donkere mysterie op te lossen.