Proloog; “Käller, vangen!” roept Thomas terwijl hij al iets mijn richting op gooit. Mijn reflexen werken niet zo snel dus al snel vang ik het voorwerp niet. “Jongen!” sist Thomas. “Ja man, ‘vangen’ roepen terwijl je al gooit heeft geen zin hé!” sis ik licht geïrriteerd terug. Sjokkend loop ik naar het voorwerp toe wat zojuist naar mij toe is gegooid. Mijn ogen worden groot.
“Dit moet lukken,” “Geef nou maar gewoon toe dat je het niet kan.” Haar stem klinkt spottend, gemeen. “Nee, nee geloof me nou maar. Het lukt me wel.