Duister was het pad naar het huis dat wij samen liepen, op weg om toch een schuilplaats voor de nacht te vinden. Nergens op de weg was iets te herkennen. Geen Motel, Hotel, of zelfs maar een Camping. Gewoon overal waar je keek zag je bossen, alleen maar bossen.En midden in die bossen liepen wij nu, omdat ik in een flits dit oude huis zag staan, draaide snel de weg af, het pad in, dat abrupt stopte. Wij konden niet verder rijden en stapten uit.Een broeierige stilte was ons welkom. In de verte zagen wij een verbleekt oud huis, de verf bladderende van de deuren, van de kozijnen, de ramen die tot mijn verbazing toch nog heel waren. Het pad er naar toe was bezaaid met oude takken, plakken oud mos en verlepte bladeren, kortom een zeker niet onderhouden pad naar een verlaten oud grijs huis. Maar waar ik op viel waren die prachtige rozen die aan de kant van het huis bloeide.“Zou hier nog iemand wonen?”Vroeg mijn vrouw en keek een beetje angstig om zich heen.“Het ziet er wel verlaten uit,”antwoordde ik en zij pakte stevig mijn hand beet om die zo vast te knijpen alsof zij mij nooit meer los wilde laten. Angst was haar raadgever en ik kneep haar bemoedigend terug in haar hand zodat zij niet bang hoefde te zijn, hoewel ik hier ook niet echt gerust op was.“Kom laten we even verder kijken, misschien kunnen we hier toch overnachten, dit is geen doen zo, ik rijd nu al 4 uur achtereen en ben helemaal gaar.”Mijn humeur werd er ook niet gezelliger op, temeer daar wij honger en dorst hadden, onze koelbox was al aardig geslonken de afgelopen uren. Maar ook de afgelopen uren waren we geen winkel of station tegengekomen om de tank bij te vullen en de koelbox, alsof we Niemandsland ingereden waren.“Kijk nou eens!”Mijn vrouw wees vol verbazing naar de zijkant van het oude huis. Ik keek naar de richting die zij wees en zag nog een prachtige wand met mooie rozen, zo mooi rood, zo dapper rechtop tussen al die oude rommel, rode rozen en klaprozen, rood en oranje en geelachtige.
3 parts