Opeens was hij er. Hij stond voor me; lang, met brede schouders en groene ogen. Razend knap. "Pardon," zei hij terwijl hij verwilderd om zich heen keek. "Mag ik misschien wat vragen?" "G-Ga je gang," zei ik verlegen tegen de vreemde man. "Weet u drukkerij Verloogh te vinden? Die zou hier ergens in de stad moeten zijn." Ik dacht even na, maar schudde toen spijtig mijn hoofd. "Nee, sorry. Is het dringend?" "Redelijk dringend, ja." Ik haalde mijn mobiele telefoon uit mijn jaszak en ontgrendelde hem. De blik die de man er op wierp negeerde ik. "Ik kan het wel googelen? Mijn 4G is bijna op, maar dit moet hij wel aankunnen." "Goog- oké, brengt dat me bij de drukkerij?" "Ja. Verloogh zei je?" En daarmee begon het voor mij. Terwijl het voor hem het einde was.