< Dafin >
Haar smaragdgroene ogen boren zich in mijn ogen, ik verdrink erin. "Je hebt mooie ogen, Mer." zegt ze, en ik lach. "Ze zijn blauw, haast turkoois, met een tintje wit en ze zijn diep en ik zink er nog steeds in weg." zegt ze, en ik lach opnieuw. Dan besef ik dat we hetzelfde zijn. We zijn allebei een Oculi. Waarom?
< Acaria >
Wauw, zijn ogen zijn opvallender dan ik had verwacht. Opase heeft gezegd dat ze fel waren, en blauw, maar ik had niet verwacht dat het zo zou zijn. Hij is ook een Oculi, besef ik opeens. "Oculi?" vraag ik, en hij knikt. Ik moet hijgen, we rennen als zolang. "We kunnen rusten, hoor." zegt hij aardig, en ik knik dankbaar.
< Opase >
Acaria is erin getrapt. Ze is op zoek gegaan naar de levenslustige Dafin, een Oculi die lang geleden leefde. Ze zou dood moeten zijn nu, waarom voel ik die buiksteek niet? Ze is familie, en ze is dood. Of ze is geen familie, maar dat kan niet. Toch? Onzeker duw ik een meisje opzij die me een doek wil geven.
{ Author's note }
Dit verhaal is in Gill Sans geschreven, en als het in andere lettertypen verschilt is dit niet mijn probleem.