Ik word wakker. Zoals elke ochtend denkleven ik aan hoe het vandaag zal gaan. Ik snap niet waarom maar elke dag heb ik nog een beetje hoop dat het eindelijk over is. Het gescheld, geduw, het doorlullen van leugens.... alles. Maar elke dag opnieuw word mijn hoop niet gewaardeerd. Ik denk ook vaak dat het maar gewoon beter af is zonder mij. Geen gepest meer, geen ouders meer die
zeiken over cijfers.... Elke dag fiets ik langs het spoor en elke dag twijfel ik. Je denkt nu vast; als je twijfelt moet je het
vast niet doen. Maar aan de andere kant
komt het idee maar boven drijven als
enige oplossing.
Ik sta op en kleed me aan en maak me klaar voor school. Ik doe alsof ik brood eet en smeer en stap op de fiets. Als ik aankom op school wachten ze me al op. Nyda, Linde, Isabelle, Jette en Jip. Ze duwen me van me fiets af en gooien mijn fiets in de bosjes. Daardoor kom ik te laat en moet ik voor de zoveelste keer gaan corveën.