District 11. Erg goed hebben we het hier niet, maar het is zeker beter dan in het armoedige District 12. Ik, Zarah Cardesh, woon samen met mijn vader, moeder en mijn kleine broertje, genaamd Zac, in District 11. We zijn niet heel geliefd in District 11, omdat we er anders uitzien dan de rest. Iedereen hier heeft een donkere huidskleur, bruine ogen en donkerbruin tot zwart haar. Ik niet. Mijn moeder heeft lange donkerblonde haren en hemelsblauwe ogen. Ik ben de jongere versie van haar. Dit is best bijzonder, vertelt mijn moeder me wel eens. Het komt niet vaak voor dat kinderen met een donkere vader of moeder, een hele blanke huidskleur hebben. Mijn vader lijkt wel op de rest. Mijn broertje komt ook dicht in de buurt met zijn getinte huidskleur, bruine haren en bruine ogen. Mijn moeder heeft een lichte huidskleur doordat mijn oma een relatie had met een vredesbewaker. Nadat mijn oma een kind kreeg, is mijn opa opgehangen op het plein. Mijn moeder heeft hem noot gekend. Mijn leven bestaat uit alsmaar hetzelfde: fruit plukken uit de boomgaarden. Appels, peren, sinaasappels. In geen jaren heb ik zoiets kunnen proeven. Ik heb wel eens gezien dat een jongen een appel stal en door de vredesbewakers werd gepakt. De volgende dag moest ons District bedorven voedsel naar hem gooien, terwijl hij vastgeketend zat aan de schandpaal. Omdat we het niet erg breed hebben, jaag ik vaak in de bossen op vogels, konijnen en herten. Zo kan ik mijn familie te eten geven. Mijn oude, vertrouwde, maar ook erg saaie leven staat op zijn kop als ik mee moet doen aan The Hungergames. Hoe gaat een meisje van 16 dit overleven? Dat antwoord kan ik je wel geven: niet!