Het was alsof ik haar zoete geur kon ruiken, alsof ik haar aanraking kon voelen en alsof de warmte van haar glimlach mijn hart markeerde. Mijn ogen trokken zich tot spleetjes alsof ik elk detail van haar verschijning in mijn geheugen wilde griffen. Donkerblonde, lange halve slag pijpenkrullen, groenblauwe ogen en vuurrode volle lippen. Als ik haar niet een keer Marokkaans hoorde praten, zou ik, denk ik tenminste, niet kunnen plaatsen dat zij van Marokkaanse afkomst was. Het is absoluut een zeldzaamheid dat Marokkanen blonde haren hebben, laat staan gekleurde ogen. En ik prijs Allah op mijn knieën dat Hij me toeliet deze combinatie, oftewel deze schoonheid, eens in mijn leven mee te mogen maken, gepaard met de diepgang waarvan ik gewoon zeker wist dat zij die als individu bezit en natuurlijk het gevoel dat ze me geeft. Elke keer als ik haar zie, word ik overspoeld met emoties waarvan ik me geen raad weet. Nog nooit heeft iemand het recht gehad om te beweren dat ze me ooit zo heeft geraakt. De gevoelens die ze bij me losmaakte kon ik maar niet plaatsen. Het was alsof ik haar wilde beschermen tegen het leed achter de droevige blik die ze soms bij haar droeg. Ik wilde de rots zijn waarop ze kon bouwen. Ik wilde degene zijn waarvan ze het toeliet haar te beminnen...