Silferina kijkt me nieuwsgierig aan. "Wat wil je zeggen?" Ik tuur in de verte, naar de plek waar ik het geluid hoorde. "We worden bekeken." fluister ik. Dat was niet wat ik wilde zeggen, maar het is wel van belang. Als iemand meeluistert kan ik het nooit veilig gewoon zeggen. Sil tuurt naar de plek waar ik het geluid vandaan hoorde komen. Ze knikt. Ik wilde haar nog zeggen dat ik iets anders zeggen wilde, maar ik werd ruw onderbroken door een pijl die onze kant op suist. "Duiken!" schreeuwt Will, terwijl de pijl over mijn hoofd heen suist. Ze weten het. Ze weten dat ik weten wat zij weten en waarvan zij willen dat niemand het weet. Gut wat ingewikkeld. Een tweede pijl volgt de eerste, en ik moet helemaal tegen Bellado aan liggen om niet geraakt te worden. "Snel." zeg ik in zijn oor. "Haal ons hier vandaan." Bellado hinnikt, alsof hij snapt wat ik bedoel. Net als hij weg wil schieten komt er een derde pijl op me af gesuisd. Ik wist meteen al dat die raak zou zijn, maar probeerde hem toch te ontwijken. Een felle pijnscheut vanuit mijn linkerarm baant zich een weg naar mijn mond, die zich vult met een warme schreeuw. "Tony!" hoor ik Silferina roepen. Ik haal mijn hand weg van de plek waar de pijl me raakte. Vol afschuw staar ik naar de met bloed doordrenkte hand. Mijn hoofd begint te tollen als ik ook nog iets anders zie. Een groene vloeistof, gemengd met het bloed. "Tony!" Silferina's wanhopige schreeuw was het laatste wat ik hoorde. Toen werd alles zwart.